De culturele tijdperken uitten zich in de hoofdbeschavingen: het Vissentijdperk in het christendom, het Ramtijdperk in het Jodendom en het Stiertijdperk in de oud-Egyptische cultuur. Wie eens goed naar deze beschavingen kijkt ziet dat er iets niet klopt: de tijdsduur dat deze beschavingen bestaan lijkt twee keer langer te duren dan de overeenkomstige culturele tijdperken.
Het culturele Stiertijdperk duurde van 4326 tot 2171 voor Christus. Egypte kwam in deze tijd tot grote bloei in het Oude Rijk. Maar na het einde van het culturele Stiertijdperk kwam Egypte nog twee keer tot grote bloei in het Midden Rijk (2040-1790) en in het Nieuwe Rijk (1550-1070). Hierna bleef het koningschap nog lange tijd bestaan. De laatste Egyptische farao – Cleopatra – stierf in 30 v.Chr. Pas met de opkomst van de islam in de zevende eeuw na Christus verdween de oud-Egyptische cultuur volledig van de aardbodem. Alles bij elkaar bestond de Egyptische cultuur grofweg twee keer langer dan het culturele Stiertijdperk.
Bij het culturele Ramtijdperk zien we hetzelfde patroon. Abraham leefde rond 2000 v.Chr., dus bij het begin van het culturele Ramtijdperk. Het einde van het culturele Ramtijdperk ging gepaard met een grote klap voor het Jodendom. Toen veroverden de Romeinen in de eerste na Christus de onafhankelijke Joodse staat. Maar dit betekende geenszins het einde van het Jodendom. Ze zouden nog een grote stempel drukken op de wereldgeschiedenis. Nu ze sinds 1948 weer terug zijn in Israël lijken ze in hun eindstrijd te zijn gekomen. Orthodoxe Joden verwachten binnen niet al te lange tijd de komst van de Messias. Als het Jodendom binnen enkele eeuwen zou verdwijnen, dan heeft het net als Egypte ook grofweg twee keer langer bestaan dan de tijdsduur van het culturele Ramtijdperk. Momenteel zitten we in de eindtijd van het culturele Vissentijdperk, maar het is onvoorstelbaar dat hiermee ook het christendom binnenkort zal verdwijnen. Concluderend lijken beschavingen twee keer langer te bestaan dan de tijdsduur van de culturele tijdperken. Dit probleem heb ik opgelost met de dag- en nachtfase.
De culturele tijdperken en hun hoofdbeschavingen zijn afgeleid van de precessiebeweging van de Aarde en omdat de precessie in een tegengestelde richting draait is de volgorde van de culturele tijdperken ook tegengesteld: na Ram volgt Vissen.
De overgangen van de tekens van de culturele tijdperken verlopen geleidelijk in een golfbeweging. De mannelijke tekens (wit) en vrouwelijke tekens (zwart) wisselen door de tijd in sterkte. Er zijn altijd twee tekens ('principes') actief. Het sterkste teken bepaalt in welke cultureel tijdperk we leven. Nu is het Vissenprincipe dominant en leven we in het culturele Vissentijdperk.
De culturen hebben fases welke overeenkomen met die van het etmaal. Dit lijkt misschien op het eerste gezicht appels met peren vergelijken, maar als u bedenkt dat zowel de culturele tijdperken als het etmaal voortkomen uit de rotatiebewegingen van de aarde, is het toch geen gekke gedachte. Het etmaal is namelijk de tijd waarin de aarde één omwenteling maakt om haar rotatie-as en het culturele tijdperk is 1/12 deel van de tijd waarin de aardas één omwenteling maakt om haar precessie-as. Deze rotatiebewegingen verschillen alleen in de tijdsduur: één periode van de precessie duurt 26.000 jaar en één aardas-omwenteling duurt 24 uur. Het verloop van het etmaal is dus te vergelijken met dat van het culturele tijdperk. Voor een etmaal onderscheid ik de volgende vier fases:
De eerste fase noem ik de opkomstfase. Deze fase overbrugt het verschil tussen het begin van het officiële etmaal dat om twaalf uur ’s nachts begint (dan begint officieel een nieuwe dag) en het gevoelsmatige etmaal dat pas bij zonsopkomst rond zes uur ’s ochtends begint. Zo begint gevoelsmatig de maandag niet om twaalf uur ’s nachts maar pas bij zonsopkomst als we na de nacht wakker worden. De opkomstfase duurt van twaalf uur ’s nachts tot zes uur ’s ochtends. De tweede fase is de dagfase. Dit is de periode dat het ongeveer twaalf uur licht is. Na de dagfase volgt logischerwijs de nachtfase: de twaalf uur duisternis. De nachtfase eindigt bij een nieuwe zonsopkomst rond zes uur ‘s ochtends. Daarna begint gevoelsmatig een nieuw etmaal: de dinsdag in ons voorbeeld. Maar de maandag is dan (ook gevoelsmatig) nog niet meteen helemaal verdwenen. Zo kunnen de dromen van de (maandag)nacht nog een tijdje in ons hoofd blijven hangen of willen de dansers op een after party nog niet toegeven aan de nieuwe dag, of herinnert de langzaam wegtrekkende ochtendmist nog aan de nacht. Dit na-ijlen van de maandag noem ik de assimilatiefase. Deze duurt van zes uur ’s ochtends tot het middaguur.
Elke hoofdbeschaving heeft net als het etmaal vier fases waarbij de dag- en de nachtfase de belangrijkste zijn. Deze dag- en nachtfase hebben een bepaald patroon. Dit is hetzelfde patroon als de dag en nacht op aarde. Iedereen kent dit patroon wel: als het op de ene helft van de aarde dag is, is het op de andere helft altijd automatisch nacht. Als het in Nederland ‘dag’ is, dan is het aan de andere kant van de aarde - Nieuw-Zeeland - ‘nacht’. Dit dag-nachtritme is te vergelijken met het ritme van de culturele tijdperken. De dag komt overeen met een cultureel tijdperk met een mannelijk teken (wit) en de nacht komt overeen met een cultureel tijdperk met een vrouwelijk teken (zwart). Het verschil is de tijdsduur: in plaats van de 12 uur duren de dag- en de nachtfases van een hoofdbeschaving elk 2155 jaar.
Met de introductie van de dag- en nachtfase bestaat een hoofdbeschaving twee keer langer dan op grond van een overeenkomend cultureel tijdperk. Het einde van de nachtfase van de Stier-hoofdbeschaving rond 16 v.Chr. komt goed overeen met de laatste Egyptische farao - Cleopatra - die in 30 v.Chr. zelfmoord pleegde. Daarna assimileerde de Egyptische cultuur in het Romeinse Rijk en het christendom en later in de Arabische wereld. De Ram-hoofdbeschaving bevindt zich nu in het einde van de nachtfase. Met de staat Israël lijken de Joden hun doel te hebben bereikt. Dit komt overeen met het karakter van de nachtfase; het bereiken van de bestemming. Vurig als Ram vechten ze nu hun eindstrijd. Na 2140 n.C. zal de Ram-hoofdbeschaving gaan assimileren in de Waterman-hoofdbeschaving. Op revolutionaire wijze zullen de Joden dan hun hoop op de komst van de Messias vinden in de utopie van Waterman. Het einde van de nachtfase komt goed overeen met het einde van de hoofdbeschavingen. Met de vier fases kan nog veel meer worden verklaard. Laten we de Ram-hoofdbeschaving eens onder de loep nemen.
De rotatie van de aardas wordt op een bepaalde lengtegraad beleefd als het dag-nachtritme. Op een vergelijkbare wijze wordt de invloed van de precessie ervaren in de hoofdbeschavingen met een dag- en nachtfase.
De fases van het etmaal (boven) volgen uit de golfbeweging van de zon aan de hemel, welke wordt veroorzaakt door de rotatie van de aarde om haar as. De fases van een hoofdbeschaving (onder) volgen uit de golfbeweging van de astrologische principes, welke zijn afgeleid uit de precessie. De Ram-hoofdbeschaving heeft een nachtfase welke gelijk loopt met het culturele Vissentijdperk.
De golvende beweging van de zon is de motor achter de fases van het etmaal en de sinusachtige beweging van de astrologische principes is de motor achter de culturen. Een hoofdcultuur is zo dé uiting van het overeenkomstige astrologische principe. Het ramprincipe uit zich in de Ram-hoofdbeschaving: het jodendom.
Elke hoofdcultuur heeft net als het etmaal vier fases waarbij de dag- en de nachtfase de belangrijkste zijn. Deze dag- en nachtfase hebben een bepaald patroon. Dit is hetzelfde patroon als de dag en nacht op aarde. Iedereen kent dit patroon wel: als het op de ene helft van de aarde dag is, is het op de andere helft altijd automatisch nacht. Als het in Amsterdam 'dag' is, dan is het aan de andere kant van de aarde - in Nieuw-Zeeland - 'nacht'. Het dagnachtritme dag → nacht → dag → nacht enz. is te vergelijken met het ritme van de culturele tijdperken: ram → stier → tweelingen → kreeft enz. De dag is een mannelijk tijdperk (wit) omdat het mannelijke principe warm, actief en scheppend is. De nacht is een vrouwelijk tijdperk (zwart) omdat het vrouwelijke principe koud, passief en ontvankelijk is. Het enige verschil is de tijdsduur: in plaats van de 12 uur duren de dag- en de nachtfase van een hoofdcultuur elk 2168 jaar. In een schema zien deze patronen er als volgt uit.
De eerste fase van de Ram-hoofdbeschaving is de opkomstfase. Deze begint net als bij de opkomstfase van het etmaal op het punt waar het Ramprincipe (vergelijk de zon) op het laagste punt staat. Dit was ongeveer in het jaar 3250 v.Chr. Het Stierprincipe was toen op haar hoogtepunt. Hierna werd het Ramprincipe steeds sterker ten koste van Stier. Hierdoor werd het Ramprincipe steeds beter zichtbaar in de geschiedenis; de volkeren gingen zich steeds ‘rammiger’ gedragen. Een voorbeeld hiervan is de eerste oorlogen. Vechten is typisch voor de strijdvaardige Ram. Een andere uiting van Ram was het zwerven. Nomadische volken zouden met hun migraties een grote stempel gaan drukken op de wereldgeschiedenis. In de opkomstfase vinden de voorbereidingen plaats voor het begin van een hoofdbeschaving. In deze tijd zien we de Semieten (Ram-hoofdbeschaving) het strijdtoneel opkomen. Ze kwamen als nomaden uit de woestijn en trokken de steden van Mesopotamië binnen.
Op het moment toen het Ramprincipe sterker werd dan het Stierprincipe begon de dagfase van de Ram-hoofdbeschaving. Dit is vergelijkbaar met de zonsopkomst: het zonlicht overwint dan de duisternis van de nacht. De zonsopkomst van het Jodendom was rond het jaar 2171 v.Chr. In deze tijd zag een Semiet uit de stad Ur in Mesopotamië het licht. Hij heette Abraham. Met hem begon de dagfase van de Ram-hoofdbeschaving. De dagfase is de grote bloeitijd. De hoofdbeschaving is dan de dominant cultuur. Dit was de tijd van het Oude Testament; de ‘zonnige tijd’ voor het Jodendom.Halverwege de dagfase rond 1090 v.Chr. was het Ramprincipe op zijn sterkst (vergelijk twaalf uur ’s middags). Ram had de wereld in zijn greep. Tegelijkertijd begon het Vissenprincipe en nu gebeurt er iets bijzonders. Op het moment dat het Vissenprincipe aanvangt gaat de Ram-hoofdbeschaving het Vissenprincipe in zich opnemen. De Ram-hoofdbeschaving krijgt zo halverwege de dagfase naast Ram - ook Vissenkenmerken. In het begin is de Visseninvloed nog klein, maar gedurende de dagfase en vooral in de nachtfase wordt deze steeds groter. Zo zien we de Joodse god langzaam veranderen van een persoonlijke toornende Ramgod naar een universele vredelievende Vissengod. De Visseninvloed zien we ook in het karakter van de Joden. In hun dagfase streden (Ram) ze moedig (Ram) voor hun eigen staat en in hun nachtfase waren ze het slachtoffer (Vissen) van hun lot (Vissen).
Rond 16 v.Chr. werd het Vissenprincipe sterker dan het Ramprincipe en begon de nachtfase van de Ram-hoofdbeschaving. Zoals we al zagen betekent de nachtfase niet het einde van een hoofdbeschaving. Integendeel, het bereikt dan haar volle wasdom. De Ram-hoofdbeschaving manifesteert zich in de Semitische volkeren. De broedervolken van de Joden gingen in de nachtfase ook geloven in die ene God; ze noemden deze Allah. In de nachtfase bleven de Joden een belangrijke rol spelen in de wereldgeschiedenis. Het Jodendom kwam in Moors Spanje tot een grote bloei. Toch is een hoofdbeschaving is in haar nachtfase niet meer dominant. Het christendom (Vissen hoofdbeschaving) dat in haar dagfase zit, domineert het Jodendom. De nachtfase was voor het Jodendom een duistere tijd. De strijdbare Ram was gepacificeerd door de vreedzame Vissen. Met de Visseninvloed waren de Joden in de Middeleeuwen het slachtoffer van discriminatie, vervolging en vernietiging.
Maar er was hoop. Halverwege de nachtfase begon rond het jaar 1060 n.C. het Watermanprincipe. Elke hoofdbeschaving gaat ook dit nieuwe principe in zich opnemen. Dit betekent dat de Ram-hoofdbeschaving na 1060 n.C. ook waterinvloeden kreeg en bij elkaar heeft de Ram-hoofdbeschaving nu drie invloeden: Ram, Vissen en Waterman. Waterman is rebels, slim, theoretisch, gelooft in de mens en in een betere toekomst. Waterman maakt de Ram bijzonder. Met deze invloed blinken de Joden uit op vele terreinen. Zomaar een paar namen van bekende Joden: Jerry Springer, Tony Curtis, Paul Simon, Barbara Streisand, Elvis Presley, Dustin Hoffman, Bette Midler, Bob Dylan, Lou Reed, Franz Kafka, Boris Becker, Nostradamus, Steven Spielberg, Oliver Stone. Opvallend vaak zijn slimme mensen in de filosofie, politiek, kunst en wetenschap Joden. Bijvoorbeeld Einstein, Spinoza, Kissinger Wittgenstein, Freud en Marx. Waterman wil vrijheid en gelijkheid. Met de Watermaninvloed gingen de Joden vechten om hun vrijheid.
De Ram-hoofdbeschaving is nu aan het einde van de nachtfase. Rond 2140 begint de assimilatiefase. In deze laatste fase verdwijnt het Jodendom uit de voorste gelederen van de wereldpolitiek. Ze zullen assimileren in de nieuwe hoofdbeschaving van Waterman. In de assimilatiefase draagt de hoofdbeschaving de vrucht van de nachtfase over aan de cultuur waarin zij assimileert. Het Jodendom zal zo een grote inspiratiebron zijn voor de Nieuwe Mens. Aan het eind van de assimilatiefase zal de Ram-hoofdbeschaving rond 3200 volledig zijn verdwenen.
In de opkomstfase vinden de ‘voorbereidingen’ plaats voor de hoofdbeschaving, en hierop volgt de dagfase met de grote bloeitijd van een hoofdbeschaving. Voor de Stier-hoofdbeschaving (Egypte) werd in de opkomstfase het Nijldal door de eerste mensen gekoloniseerd en in zijn dagfase ontwikkelde Egypte zich tot een stabiele agrarische samenleving. Er was vrede, rust en welvaart. De Egyptenaar hield zich bezig met zijn akker en zijn bezit. De orde van Stier werd versteend met de kolossale piramiden. Egypte was als hoofdbeschaving geen gewoon land. Hun gemeenschap, religie, en hun wereldbeeld kende zijn gelijke niet in de wereld. In de nachtfase werd Egypte veel meer een ‘gewoon’ rijk, net als de vele andere. De Egyptenaren gingen veel slordiger bouwen dan in hun dagfase. Ook was het gedaan met de rust en vrede. Ze gebruikten slaven en de farao’s voerden persoonlijk oorlog.
Halverwege de dagfase ging vanaf 3250 v.Chr. de Stier-hoofdbeschaving Raminvloeden opnemen. Ram verpersoonlijkt de orde van Stier met de faraocultus. De koning (farao) moest de orde van de wereld waarborgen. Hij was als intermediair tussen de goden en mensen de heilbrenger op aarde. Als zoon van Osiris was hij half menselijk en half goddelijk. Na zijn dood vervulde de farao in het dodenrijk de rol van Osiris die de god van het dodenrijk was. In deze rol bestendigde de farao het eeuwige leven in het dodenrijk. Elke farao verving de vorige heersende farao van het dodenrijk. In dit eeuwigdurende proces van opvolging werd de farao als ‘reddergod’ gezien: symbool van herrijzenis uit de dood. De tijd dat Egypte door koningen werd geregeerd komt goed overeen met de tijd waarin Egypte veel Raminvloeden heeft. De eerste dynastie was rond het jaar 3000 v.Chr. en de laatste farao was Cleopatra die leefde tot 30 v.Chr. Haar dood markeerde het einde van de nachtfase.
Toen droeg de Stier-hoofdbeschaving haar vrucht over aan de Vissen-hoofdbeschaving: Egypte assimileerde in het christendom. Men kan Jezus Christus als de laatste (Egyptische) godkoning beschouwen. Net als de farao was hij Zoon van God; half mens, half god. Was Hij niet de laatste menselijke incarnatie van de Zonnegod Amon-Re, de bron van al het licht en het leven? Nieuwe farao’s waren met de Heiland overbodig geworden omdat het pure geloof in Jezus Christus als laatste heilbrenger voldoende was voor de verlossing van de hele mensheid met het eeuwige leven in het dodenrijk.
In de opkomstfase van de Vissen-hoofdbeschaving zien we overal in de Oude Wereld een nieuwe geest. In het oosten vindt de Boeddha zijn verlichting. In het westen ontstaan veel mysteriegodsdiensten. Binnen het Jodendom ontstonden verschillende sekten. Bij het ochtendgloren van de dagfase hadden veel mensen het idee dat ze in een eindtijd leefden. Als laatste teken voelt Vissen zich vervreemd van de wereld en voorziet zij de Apocalyps. De Messias zou snel komen om de mensheid te verlossen. Maar omdat Christus de Joden niet bevrijdde van het juk van de Romeinen konden veel Joden niet geloven dat Christus de zoon van God was. Het Jodendom bleef zo bestaan. De boodschap van Christus was echter dat je in Hem moest geloven om verlossing (Vissen) te vinden.
In de dagfase domineerde het christendom Europa. Het middeleeuwse denken was hier het hoogtepunt van. En nog steeds zijn het christelijke deugden de belangrijkste leidraad in de maatschappij.
Halverwege de dagfase ging de Vissen-hoofdbeschaving het Watermanprincipe in zich opnemen. Dit gebeurde vanaf 1060 n.C. We zien dan de eerste breukjes in het middeleeuwse denken. Via de islamieten kwamen de christenen in contact het complete werk van Plato en Aristoteles. De monniken van de scholastiek gingen de schepping theoretisch onderzoeken. Het individu kwam steeds meer op de voorgrond. Dit nieuwe Watermandenken leidde tot de Renaissance, Verlichting en mondde uit in de Franse Revolutie: vrijheid, gelijkheid en broederschap (drie keer Waterman). Een andere grote invloed van Waterman is de aandacht voor wetenschap en techniek.
Ook in het christendom kwam het individu (Waterman) naar de voorgrond. In de protestante kerk werd het individu gestimuleerd om het woord van de Bijbel te onderzoeken. Christenen zoeken niet meer als een Vissen eenzaam naar verlichting en verlossing maar vechten op de barricaden voor vrijheid, gelijkheid en broederschap voor alle mensen op aarde. Deze Watermaninvloed in het christendom uit zich in de sociale kerk.
Tot slot kijk ik met de vier fases nog verder terug in de geschiedenis. Vóór het culturele Stiertijdperk was het Tweelingentijdperk. Met het model met de vier fases kan ik de Tweelingen-hoofdbeschaving identificeren als de beschaving van het Tweestromenland: Mesopotamië, de bakermat van de beschaving. Ongeveer in 7500 v.Chr. werd dit land gekoloniseerd. Dit jaartal komt goed overeen met het begin van de opkomstfase van de tweelingen hoofdbeschaving in 7610 v.Chr. Het culturele Tweelingentijdperk was de overgang van domus (Kreeft, het tijdperk vóór Tweelingen) naar civitas: van huis naar gemeenschap.
Het Tweestromenland was voor de kolonisten moeilijk ontginbaar. Het extreme klimaat zorgde voor problemen. Nieuwe overlevingsstrategieën waren nodig. Men moest flexibel reageren op zijn omgeving. Het succes van de kolonisatie van het nieuwe land hing af van de mate waarin men communiceerde met zijn buren. Dit is het wezen van Tweelingen. Mesopotamië werd de bakermat van de eerste sociale gemeenschappen. Voor miljoenen jaren was een gemeenschap nooit groter geweest de familie of de clan. In de Tweelingen-hoofdbeschaving ontwikkelde de Mesopotamiërs een complex sociaal stelsel van omgangsvormen tussen boeren, priesters, ambachtslieden en handelaren. De nieuwe gemeenschappen waren afhankelijk van hun directe omgeving en van elkaar. Dit was nieuw voor de mensheid. De Mesopotamiërs werden ook wel gedwongen om samen te werken. De irrigatielandbouw was veel complexer dan de regenlandbouw. Men moest dijken en irrigatiekanalen aanleggen. Alleen met een gezamenlijke inspanning kon de dorre woestijn van Mesopotamië geschikt worden gemaakt voor akkerbouw. De interactieve Tweelingen is de meester van de communicatie. Het water en voedsel moesten eerlijk worden verdeeld. De mens leerde met elkaar rekening te houden.
In Mesopotamië deed een nieuw type zakenman zijn intrede, namelijk dat van de handelsondernemer die durfde te speculeren en daardoor de handel verlevendigde. Eeuwenlang deden deze risicodragende, gewiekste kooplieden ervaring op met handelskaravanen, die dwars door de troosteloze Syrische woestijn naar de Middellandse zeekust, door de passen van de Zagrosgebergte naar Perzië en helemaal noordwaarts tot aan het Wanmeer in Armenië trokken. Ook voeren zij over de Perzische golf naar India en Afrika. Ze dreven handel in graan, wol, textiel, goud, zilver, hout en parels, ivoor en schelpen en nog veel meer producten. Deze kooplui deden de meest fantastische verhalen over buitenlanders, die vreemde talen spraken, ongewone zeden erop nahielden en mysterieuze geloofsopvattingen en riten kenden. Feitelijk waren het de reizende kooplieden die de geestelijke horizon van hun medeburgers wijder maakten en ertoe bijdroegen de Mesopotamische stad tot een opwindende en moderne wereldstad te maken.
De slimme Tweelingen gebruikte zijn hersenen. De Mesopotamiërs vonden de ploeg en het wiel uit. Met deze uitvindingen werd de irrigatielandbouw zeer productief. Met twee of zelfs drie oogsten per jaar konden vele monden worden gevoed. Met de overproductie konden voor het eerst ook niet-boeren zoals priesters, en ambachtslieden worden gevoed. Een andere nieuwe groep mensen was die van de handelaren. Mesopotamië was de eerste beschaving die met de handel grote welvaart bereikte. Tweelingen is als geen ander de zakenman of handelaar. Het sociale netwerk in Mesopotamië was in de dagfase flexibel en succesvol.
In de nachtfase kwam de Tweelingen-hoofdbeschaving tot haar volle wasdom. Dankzij migranten welke wij nu de Soemeriërs noemen ontwikkelde Mesopotamië zich tot de eerste geciviliseerde beschaving in de wereld. De Soemeriërs vonden het schrift uit en beoefenden algebra, geneeskunde en astrologie. In een groot stedelijk netwerk in Zuid-Mesopotamië bruisten steden met 50.000 inwoners als dynamische metropolen. Het sociale netwerk van Tweelingen bereikte toen zijn hoogtepunt.
De stad werd bij uitstek een leefomgeving van tegenstellingen. Het is het summum van beschaving én van wanorde. In de stad is er ruimte voor orde en chaos, privésfeer en publieksfeer, markt en overheid, massa en individu, legaliteit en illegaliteit, thuis en vreemdheid. Deze dubbelzinnigheid maakt de stad zo aantrekkelijk.
De stad werd het knooppunt van de menselijke beschaving. Nog meer dan een staat belichaamt een stad de culturele en politieke verbeelding van een volk. Een staat is altijd weg te denken. Een stad bestaat fysiek. Een stad is voelbaar. In een stad concentreert zich een cultuur en volk. De stad is een verdichtingsmachine waarin alles sneller en intenser is. In deze condensatiekernen geschiedt de vooruitgang.
De Tweelingen-hoofdbeschaving heeft ons het begrip van de stad nagelaten. Onze democratische verworvenheden, de Verlichting, of de joods-christelijke traditie zijn ondenkbaar zonder de stad. Steden werden de beschavingsmachines. Ze brengen de meest uiteenlopende culturen, stijlen en sociale lagen bij elkaar in een kleine ruimte. Dit levert chaos en botsingen op maar ook interactie, tolerantie en nieuwe mogelijkheden.
Tussen 2000 en 1000 v.Chr. werd de Soemerische cultuur verdrongen door de Semitische stammen. Dit komt overeen met de assimilatiefase van de Tweelingen-hoofdbeschaving welke loopt van 2171 tot 1090 v.Chr. In deze fase assimileert Tweelingenbeschaving in de Ram-hoofdbeschaving: de Semieten. De Semitische volkeren zoals de Babyloniërs, Assyriërs en Joden beschouwden zich dan ook als de erfgenamen van de Soemeriërs.
De Soemerische 'metropool' Ur
Jeroen Visbeek, december 2019
Dit beleid bevat informatie over uw privacy. Door te posten, verklaart u dat u dit beleid begrijpt:
Dit beleid kan op elk moment en zonder voorafgaande kennisgeving worden gewijzigd.
Deze algemene voorwaarden bevatten regels over het plaatsen van opmerkingen. Door een beoordeling te plaatsen, verklaart u akkoord te gaan met deze regels:
Als u zich niet aan deze regels houdt, kan dit ertoe leiden dat u wordt uitgesloten van het plaatsen van verdere beoorldeingen.
Deze algemene voorwaarden kunnen op elk moment en zonder kennisgeving worden gewijzigd.
Beoorldeingen