Er bestaan verschillende waarheidsperspectieven die elkaar uitsluiten maar elkaar ook kunnen aanvullen.
Religie is een methode om binnen een geloofsgemeenschap tot een diepere essentie te komen. Religies staan net als de verhalen altijd in een cultureel-historische context. Religies vervullen functies in beschavingen en ze veranderen met de maatschappelijke behoeftes.
De oudste religies zijn de natuurreligies welke de spirituele behoeftes dekten van de mens in de steentijd. De natuurreligies bepalen de plaats van de mens in zijn natuurlijke omgeving. De natuurverschijnselen zoals de donder, bliksem, regen, wind en vuur worden verklaard met het werk van goden of geesten. Vaak worden bepaalde objecten vereerd als heilige voorwerpen (totemisme, iconenverering, fetisj). De verbondenheid met de natuur komt tot uiting in het animisme; niet alleen mensen en dieren zijn bezield, maar ook de planten, stenen en natuurlijke fenomenen zoals donder en geografische zoals bergen en rivieren. De sjamaan heeft het vermogen om te communiceren met de geesten, en de band met het verleden wordt beleefd in de voorouderverering. Met de natuurreligies kon de mens in de steentijd zich innerlijk verenigen met de natuur.
Na de ontwikkeling van de landbouw en de domesticatie van dieren kreeg de mens meer vat op de aardse natuur en zocht men verbinding met de sterrenhemel waarin men de goddelijke orde zag. De maangodin werd het symbool voor het irrationele vrouwelijke principe en de zonnegod symboliseerde het daadkrachtige mannelijke principe. Ook aan de planeten werden goden verbonden. Met megalithische monumenten zoals Stonehenge en de piramiden werden de standen van de hemellichamen vastgelegd in steen.
Toen de mens in de eerste steden ging wonen (civilisatie) en meer en meer controle kreeg over de natuur met allerlei uitvindingen zoals het wiel, schrift, de ploeg, metaalbewerking, irrigatie, werd de grilligheid van de natuur een vijand die moest worden getemd. Tegenover de woeste natuur stond de beschaafde mens. Een nieuw soort religie moest hier handen en voeten aan geven. Er ontstond behoefte om een brug te slaan tussen hemel en aarde: de hemel werd gevuld met menselijke goden die werden verbonden met maatschappelijke activiteiten zoals vruchtbaarheid, oorlog, liefde, zeevaart, handel of de oogst. De verering van de natuur werd ingeruild voor de verering van (vaak mensachtige) goden: religie werd godsdienst. De aantrekkingskracht van godsdiensten is dat deze toegankelijk zijn voor een grote groep mensen. In een traditionele stam kan alleen de sjamaan of medicijnman contact leggen met de geesten. Een godsdienst vervangt deze geesten met menselijke figuren en daarom kan elke gelovige zich direct via de goden wenden tot de zielenwereld.
Het was voor volkeren belangrijk om eigen goden te hebben want die kunnen niet vereerd worden door vijandige volkeren. De eerste goden in Mesopotamië waren aanvankelijk lokale goden of godinnen: ieder dorp had zijn eigen godheid. Toen de eerste steden ontstonden ging deze centra hun ommeland domineren en ontstonden de stadstaten. De godheden van de dorpen werden toegevoegd aan het pantheon van een stad en hierin werd een hiërarchie en stamboom aangebracht. Toen later de koninkrijken en staten ontstonden werd er een staatsgod als de belangrijkste god vooruitgeschoven. Dat was dan meestal de god van de belangrijkste stad (bv. Marduk in het geval van het latere Babylonië). De goden werden het symbool en de identiteit van de steden en staten.
Ten tijde van Alexander de Grote werd de wereld ‘kleiner’ en groeiden de staten uit tot rijken; de stad-, staat- en volksgoden voldeden niet meer; er was behoefte aan een meer universele god. De schaalvergroting zien we mooi in het Jodendom. Eerst was Jahweh de persoonlijke God van de Joden die hen beschermde maar soms ook strafte, later transformeerde Jahweh naar een onpersoonlijke barmhartige God voor de hele mensheid. De universele God mocht volgens de Tien Geboden niet meer worden uitgebeeld. Een abstracte God was beter geschikt om meerdere volkeren aan zich te binden. Het was de verandering van de volksgodsdiensten – de volksgod is verbonden met een volk of stad – naar de wereldgodsdiensten die zich tot alle mensen richten en zich van een universele roeping bewust zijn. Een wereldgodsdienst pretendeert een religie te zijn voor de hele mensheid en hierom neigen de christenen en moslims soms naar zending en heilige oorlogen.
Door de schaalvergroting van dorp, stad, staat en rijk, ontstond er een steeds grotere afstand tussen de machthebbers en hun onderdanen en deze ontwikkeling kwam tot een hoogtepunt in het Romeinse Rijk. Toen de expansie van het rijk in de eerste eeuw voor christus tot stilstand kwam, stagneerde de aanvoer van nieuwe slaven met als gevolg dat de Romeinen beter voor hun slaven moesten gaan zorgen. Uit economische noodzaak werd de positie van de slaven verbeterd maar er was een nieuwe religie nodig om de armen beter te integreren in de samenleving. Hier bood het christendom uitkomst. In een relatief kleine stadstaat kan de elite de onderklasse overzien en direct en persoonlijk nog steun bieden. Op de schaal van het Romeinse Rijk was er een nieuw instituut nodig dat de steun voor de armen regelde. Alleen de christelijke kerken konden op de schaal van het multi-etnische Romeinse Rijk de functie van de armenzorg vervullen. En omdat het christendom als wereldgodsdienst een universeel karakter heeft, was iedereen welkom als bekeerling. De sociale functie van de wereldgodsdienst is dus om de sociaal zwakkeren – die door de schaalvergroting niet meer kunnen rekenen op steun van de stam- of dorpsgenoten – toch te kunnen incorporeren in de maatschappij. De drie wereldgodsdiensten – christendom, islam, boeddhisme – moedigen het altruïsme aan als een daad van naastenliefde. De godsdienstige aalmoes vervangt het sociale vangnet dat vroeger binnen de familiebanden van de stam werd geregeld. In de negentiende eeuw namen het communisme, socialisme en de natiestaten deze taken op zich. De historische ontwikkeling van religies laat zien dat de inhoud zich aanpast aan de stand van de techniek en de schaal van de geloofsgemeenschap en de huidige godsdiensten zullen eens het veld moeten ruimen voor andere omdat de ontwikkelingen niet stil staan.
Godsdiensten zijn gebaseerd op arbitraire keuzes.
Het gebruik van de godsdiensten als methode om tot de essentie te komen is nogal complex omdat godsdiensten veel functies vervullen: een geloofsgemeenschap functioneert als een sociaal bindmiddel, de kerk regelt de armenzorg, religieuze ceremonies verschaffen een sacraal karakter aan belangrijke gebeurtenissen zoals de geboorte, het huwelijk en de dood, de godsdienstige rituelen bieden technieken om zich te richten tot de transcendente wereld, kloosters waren in de Middeleeuwen centra van kunst en wetenschap, godsdienstige geboden en verboden bieden een basis voor de zeden, de geloofsleer biedt een excuus om heilige oorlogen te voeren en zieltjes te winnen maar het biedt ook hoop en antwoorden op de vragen des levens. Daarnaast is een godsdienst vaak verweven met de politiek en bezitten de religieuze instituties vaak wereldlijke macht. Dit alles maakt de godsdiensten nogal diffuus.
Door de vele maatschappelijke functies is de geloofsleer een acceptabel compromis dat in een bepaalde tijdsperiode geloofwaardig is, maar geen eeuwigheidswaarde heeft. Zo is het Bijbelse scheppingsverhaal volledig achterhaald en lopen veel kerkelijke dogma’s hopeloos achter op de algemeen geaccepteerde kennis. Ook het bestaan van de historische Jezus begint te wankelen hoewel dit voor veel deskundigen nog een stap te ver is. Persoonlijk denk ik dat de historische Jezus niet heeft bestaan. De argumenten voor deze aanname zijn sterk. Er bestaat geen enkele directe historische bron die Jezus van Nazareth noemt, hetgeen nogal merkwaardig is voor een charismatische verzetsstrijder met een grote schare volgelingen, die zich provocerend Koning van de Joden noemde, gevreesd werd door Herodes Antipas en veroordeeld en gekruisigd werd door de Romeinen. Een belangrijk argument dat men gebruikt voor de aanname dat Jezus echt heeft bestaan, is dat de vroegste christenen de vernederende kruisdood nooit zouden hebben verzonnen voor hun Messias maar hier stel ik tegenover dat het vroege christendom populair was bij de onderlaag van het Romeinse Rijk; mensen die zich juist goed konden identificeren met het slachtofferschap van Christus. Niemand kan aantonen dat de historische Jezus heeft geleefd en dus moeten we objectief gezien een groot vraagteken plaatsen bij het evangelie. Als Jezus een verzinsel is, valt een groot deel van de christelijke geloofsleer in het water. Dat is de zwakte van alle godsdiensten: ze zijn op drijfzand gebaseerd.
Een wereldgodsdienst wil alle mensen aan zich binden maar dat kan alleen als het in hapklare brokken wordt voorgeschoteld aan de goegemeente. De eerste christelijke leiders versimpelden een mystieke boodschap tot een verhaaltje over een Maagd en een Zoon van God. Goed en fout werden tot een kinderlijk niveau teruggebracht. De mens is zondig geboren en de duivel probeert de mens te verleiden tot het kwaad. Door te geloven dat Jezus Christus als Zoon van God op aarde is gekomen en gestorven is voor onze zonden, en te leven naar Zijn voorbeeld kan de gelovige na zijn dood het toegangsrecht krijgen voor de hemel en de zondaars zullen eeuwig branden in de hel. De grote massa kon zich met dit simpele verhaal identificeren en hierom werd het christendom bruikbaar als het bindmiddel van de Europese beschaving. Om dit verhaaltje kracht bij te zetten werd het betiteld als Heilig Schrift. Dat het christendom uitgroeide tot een wereldgodsdienst kan verklaard worden met de sociaaleconomische omstandigheden. Want wie vereert een mislukte opstandeling die zichzelf opofferde en lijdzaam stierf aan het kruis? Wie gelooft dat ‘de eersten de laatsten zullen zijn’? Alleen kansarme mensen die zich slachtoffer voelen, kunnen zich ermee identificeren. En er zijn sinds de Romeinse tijd veel zwakkeren die zich ermee konden identificeren en zich eraan vastklampten. De Romeinse filosoof Seneca schreef Religie wordt door het gewone volk als waar beschouwd, door de wijzen als onwaar, en door de machthebbers als nuttig. Karl Marx zei godsdienst is opium voor het volk. De meeste mensen geloven niet meer in bezielde bomen, Zeus of Wodan en ook het geloof in JHWH, God of Allah zal in de toekomst eroderen wanneer genetisch verbeterde supermensen het zonnestelsel koloniseren. Voor de Nieuwe Mens is Jezus een antiheld.
Natuurlijk hebben godsdiensten ook hun positieve kanten. Godsvruchtige mensen geven trouw geld in het collectezakje, lezen elke dag in de Bijbel, bedanken God in gebed voor elke maaltijd en leven naar de regels van het geloof maar dat heeft in principe niets met spiritualiteit te maken terwijl dat toch de gemene deler is van alle religies.
Voor het onderwerp van dit boek zijn de godsdiensten onbruikbaar omdat ze te veel een samenraapsel zijn van maatschappelijke functies en ze zijn te willekeurig en te tijdgebonden. De meer algemene religieuze begrippen zoals god, schepper, schepping, bewustzijn, ik, ziel en geest vormen de hoofdmoot van dit boek en omdat iedereen deze begrippen anders gebruikt zal ik ze later in dit boek definiëren.
Dit beleid bevat informatie over uw privacy. Door te posten, verklaart u dat u dit beleid begrijpt:
Dit beleid kan op elk moment en zonder voorafgaande kennisgeving worden gewijzigd.
Deze algemene voorwaarden bevatten regels over het plaatsen van opmerkingen. Door een beoordeling te plaatsen, verklaart u akkoord te gaan met deze regels:
Als u zich niet aan deze regels houdt, kan dit ertoe leiden dat u wordt uitgesloten van het plaatsen van verdere beoorldeingen.
Deze algemene voorwaarden kunnen op elk moment en zonder kennisgeving worden gewijzigd.
Beoorldeingen