Er bestaan verschillende waarheidsperspectieven die elkaar uitsluiten maar elkaar ook kunnen aanvullen.
De negen waarheidsperspectieven zijn verschillende methoden om tot kennis te komen. Ze verschillen radicaal van elkaar en de kracht van de ene methode is de zwakte van de andere. De methoden sluiten elkaar niet uit omdat elke methode haar eigen uitgangspunten heeft in de tijd en ruimte. In de tijd zijn er drie uitgangspunten: de wijze, gelovige en materialist beroepen zich op absolute gestolde kennis, de dromer, realist en empirist weten zeker dat hun waarnemingen in het nu absoluut waar zijn maar dit levert slechts tijdgebonden kennis op, en de idealist, moralist en mysticus geloven dat de zin van het leven zich openbaart in de toekomst. Naast deze verdeling van de tijd ligt dwars hierop een ruimtelijke verdeling. In de ruimte bestaat er een subjectief en objectief gezichtspunt en omdat deze nogal rigide zijn zit hiertussen een tijdgebonden maatschappelijk middenveld. In de subjectieve ruimte vinden de mysticus, dromer en wijze hun persoonlijke waarheid, in de objectieve ruimte bestaat voor de idealist, empirist en materialist een absolute waarheid, en in het middenveld geven de moralist, realist en gelovige hier eigentijdse toegankelijke vormen aan. In het standpunt van de realist komen alle perspectieven samen.
open toekomst | MYSTICUS roeping verlichting openbaring overgeven |
MORALIST ethiek vrije wil beslissen verantwoorden |
IDEALIST hypotheses verklaren ontwerpen vertrouwen |
vloeibaar heden | DROMER natuurreligie verbeelden intuïtie beleven |
REALIST humor beschouwen bemiddelen aanvaarden |
EMPIRIST wetenschap paradigma onderzoeken modelleren |
gestolde kennis | WIJZE overtuiging levenslessen karma identificeren |
GELOVIGE doctrine prediken predestinatie geloven |
MATERIALIST natuurwetten becijferen causaliteit bewijzen |
subjectief | collectief | objectief |
De negen waarheidsperspectieven zijn in het diagram verdeeld met verticaal een tijddimensie (verleden, heden, toekomst) en horizontaal een ruimtelijke dimensie: lokaal (subjectief), non-lokaal (objectief) en een tussenvorm (collectief). De beperkingen van een bepaald perspectief kunnen worden aangevuld met een ander perspectief. Hierbij kunnen perspectieven die in het diagram naast elkaars liggen elkaar goed aanvullen maar als ze te ver uit elkaar liggen ontbreekt er een overlapping en zien we radicaal iets anders. Alle perspectieven zijn niet met waterdichte schotten van elkaar te scheiden en ze vertellen een deel van de waarheid.
De dromer neemt zijn eigen beleving als uitgangspunt voor wat hij beschouwt als de waarheid. De dromer laat zich leiden door zijn gevoelens, gedachten, verlangens die spontaan in hem opborrelen. Herinneringen uit het verleden en visioenen voor de toekomst vloeien samen in het nu. Alle ervaringen worden door elkaar gehusseld en hiertussen worden verrassende associaties gelegd. Voor de dromer is het trekken van de tarotkaarten net zo waardevol als een medische diagnose. Een rode kaft van een boek kan de dromer doen denken aan de rode trui van een collega en dan is een relatie tussen de collega en de inhoud van het boek snel gelegd. Voor de dromer heeft de fantasiewereld meer waarde dan de tastbare realiteit. Een film of een boek vertelt meer over het echte leven dan de dagelijkse beslommeringen. De irrationele droomwereld wordt in de natuurreligies voorgesteld als de geestenwereld en de moderne technologische variant is cyberspace. Iedereen heeft zichzelf wel eens de vraag gesteld wat het verschil is tussen de werkelijkheid en onze dromen. Leven we in een droom? In dromenland is de mens werkelijk vrij om te zijn wie hij is. Bij helder dromen kan men actief acteren in de geestenwereld. Bij uittredingen welke vaak worden opgewekt met psychedelische drugs kan men tijdens de reis in de geestenwereld tot diepere inzichten komen. Deze leefwereld van dichters en kunstenaars opent onze verbeelding en laat geniale ideeën opborrelen. Maar dit waarheidsperspectief kan ons ook misleiden. De dromer moet oppassen voor waanvoorstellingen, vluchtgedrag en onthechting, maar aan de andere kant wordt dit menstype niet gehinderd door allerlei remmingen; door het volgen van zijn intuïtie kan de dromer de menselijke creativiteit in alle vrijheid aanboren.
De empirist staat tegenover de dromer maar deze twee tegenpolen delen hun aanname dat alleen waarnemingen in het huidige moment ware inzichten opleveren. Het verschil tussen de wetenschapper en fantast zit in de ruimte: dromen beleven we alleen in onze binnenwereld en empirisme baseert zich op zaken die we buiten onszelf onpartijdig kunnen vaststellen. Maar zowel de subjectieve beleving als de objectieve waarneming is altijd nu, alsof de tijd stilstaat. We kunnen niet de zeespiegelhoogte meten van honderd jaar geleden en we kunnen niet constateren of morgen het gras groen is. Onmogelijk. We kunnen objectief alleen iets waarnemen in het huidige moment. Experimenten, metingen en constateringen zijn altijd nu. Zowel de dromer als de wetenschapper doen iets met hun waarnemingen. De dromer maakt irrationele associaties en de wetenschapper maakt rationele modellen. Met wetenschappelijke modellen wordt het verleden gereconstrueerd en de toekomst geëxtrapoleerd maar reconstructies en voorspellingen zijn nooit voor de volle honderd procent zeker. Zolang elke waarneming overeenstemt met een model wordt aangenomen dat het model de werkelijkheid beschrijft maar als een waarneming niet strookt met een model, moet het model op de helling. Wetenschappelijke modellen zijn – in tegenstelling tot de wiskunde – tijdgebonden en veranderlijk. Het geheel van modellen en theorieën die in een bepaalde tijd voor waar wordt aangenomen bepaalt het wereldbeeld en dit noemt men een paradigma. Van tijd tot tijd verandert het paradigma door nieuwe inzichten terwijl de meetresultaten en uitkomsten van experimenten hun geldigheid nooit zullen verliezen. De eerste waarneming van de grote rode vlek op Jupiter in 1664 door de Engelsman Robert Hooke blijft waardevol omdat we hieruit kunnen concluderen dat deze storm al zeker meer dan drie eeuwen rond raast. Als buitenaardse wezens ons zouden gade slaan zouden ze ons kunnen uitlachen om ons paradigma maar onze meetresultaten zijn altijd waardevol. Wanneer een model tot in het absurde wordt gebruikt om alles te verklaren is er sprake van een tunnelvisie. Biologen die bij hoog en laag alles verklaren met de evolutietheorie zitten verstrikt in dit waarheidsperspectief.
De materialist gelooft dat achter de enorme complexiteit in de wereld, de natuur rationeel is te verklaren met absolute natuurwetten welke met behulp van de meetkunde en de regels van de algebra met succes zijn afgeleid uit de observaties van de natuur. Volgens deze benadering is alles meetbaar en uit te drukken in getallen, en alles wat hier buiten valt – bv. het bewustzijn – is volgens een materialist slechts een afgeleide van de essentie. De materialist voelt zich gesterkt in zijn opvatting omdat de natuur zich exact volgens de natuurwetten gedraagt: altijd en overal. Elke intelligente beschaving zal dezelfde wetmatigheden ontdekken, bijvoorbeeld de kwantummechanica, het getal pi en de stelling van Pythagoras. Wij hebben deze kennis in de loop van de tijd opgebouwd en we hebben er niet altijd over beschikt. Het zijn gestolde inzichten waarin ons verleden zit verscholen. De materialist staat op de schouders van zijn voorgangers en nieuwe ontdekkingen worden toegevoegd aan de bestaande kennis. De materialist is ervan overtuigd dat de mens ooit een theorie van alles zal ontdekken. Met zo’n theorie in de hand kan – mits we exact de begincondities weten – de toekomst worden voorspeld. Volgens de materialist zijn het heelal en de mens deterministisch: een oorzaak heeft een gevolg en elke gebeurtenis heeft een herleidbare oorzaak. Het heelal is in wezen een computerprogramma, de mens is een pakketje zelfzuchtige genen en de vrije wil is een illusie. Volgens dit waarheidsperspectief is alle bewezen kennis absoluut. Dit geldt in zijn algemeenheid voor de wiskunde waar een bewijs tot in de eeuwigheid blijft gelden. Ook een bewezen natuurwet verliest nooit haar waarde; hierbij maak ik dus onderscheid tussen een wetenschappelijk model zoals het oerknalmodel en een natuurwet. Het oerknalmodel is een paradigma waar steeds aan gesleuteld wordt en waar altijd vraagtekens kunnen bij worden gezet, en een bewezen natuurwet staat nooit ter discussie en blijft altijd geldig. De zwaartekrachtswet van Newton is weliswaar ‘ingehaald’ door de algemene relativiteitstheorie maar bij niet-relativistische snelheden is Newtons zwaartekrachtswet altijd een goede benadering. Hetzelfde geldt voor het geocentrische model van Ptolemaeus waarin de Zon en planeten om de Aarde draaien. In dit model nam men aan dat de hemel een perfecte orde bezit en de planeten dus in perfecte cirkels om de Aarde moeten draaien. Ptolemaeus verklaarde de waargenomen elliptische banen van de planeten met hulpcirkels (epicykels). Na de copernicaanse wending veranderde het paradigma maar we kunnen niet beweren dat het model van Ptolemaeus fout is; het is alleen nodeloos ingewikkeld. Vanuit dit waarheidsperspectief probeert men alles te verklaren met bewezen wetten wat kan leiden tot een kil en mechanistisch wereldbeeld.
De wijze hanteert net als de materialist ook vaste regels om naar de werkelijkheid te kijken maar in tegenstelling tot de materialist is de kennis van de wijze strikt persoonlijk. Elk mens bezit een eigen bibliotheek welke is gevuld met opgedane kennis. Dit waarheidsperspectief komt overeen met de idee van Socrates die zei dat alleen zelf opgedane kennis tot diepere inzichten leidt. Het subjectieve karakter van dit waarheidsperspectief is bekend bij elke ouder die weet dat hij zijn eigen levenswijsheid moeilijk kan overdragen aan zijn kinderen. Iedereen moet met vallen op opstaan zijn eigen harde levenslessen leren. Wie een bepaalde traumatische of positieve ervaring heeft gehad trekt hieruit conclusies en naarmate de ervaring intenser is, wordt de wijze meer overtuigd dat zijn opgedane kennis absoluut is. Net als de natuurwetten exact het gedrag van de materie bepalen kunnen starre overtuigingen leiden tot een selffulfilling prophecy wat het karma in de kaart speelt. De wijze kan zo vastlopen in zijn gestolde levenslessen en niet meer met open vizier de wereld verkennen. Overtuigingen kunnen vals zijn omdat iemand met dezelfde soort ervaring tot een andere conclusie kan komen. Als twee mensen gaan skiën en allebei hun been breken zegt de ene: “dit is gevaarlijk, nooit meer doen” en de ander zegt “ik was roekeloos en nu weet ik waar ik op moet letten bij de volgende keer”.
De gelovige overbrugt de tegenstelling tussen de wijze en de materialist met een doctrine. Dit is een geloofsleer welke ons vertelt hoe de wereld in elkaar steekt. De doctrine is een mengeling van subjectieve overtuigingen en objectieve natuurweten. De doctrine voorziet in de menselijke behoefte om collectief kennis met elkaar te delen in een instituut waar een individu zich mee kan identificeren. Door de mengvorm is elke doctrine een vreemd samenraapsel van compromissen maar elke tijd kent zijn doctrine welke goed aansluit bij de maatschappelijke behoeften. Een geloofsleer kan niet worden bewezen zoals een natuurwet en bevat geen levenswijsheid die men zelf heeft ervaren en dus moet de aanhanger van de doctrine erin geloven. Elke doctrine heeft een religieus karakter waarbij de niet-bewezen wetten als dogma’s worden verkondigd. Het determinisme van de materialist en het karma van de wijze komt in de doctrine terug als de religieuze voorbeschikking. Volgens de christelijke leer wordt elk mens geboren met de last van de erfzonde en daarom moet hij lijden maar het geloof in Christus biedt verlossing na de dood. De moderne versie van de predestinatie is de aanname dat al onze eigenschappen na de conceptie vastliggen in onze genen. Bij het ontstaan van een nieuwe doctrine is er een naadloze aansluiting bij het paradigma en de gestolde levenswijsheid van een samenleving waardoor het voor veel mensen als een waarheid kan worden geaccepteerd. Wanneer het paradigma verandert gaat de geloofsleer onvermijdelijk schuren en hoewel de doctrine enige flexibiliteit bezit kan het niet blijven meebewegen met de veranderende inzichten. De evolutietheorie was een beproeving voor het christelijke geloof en in de toekomst zal de christelijke geloofsleer het afleggen tegen de Nieuwe Mens die met gentechnologie en kunstmatige intelligentie zelf voor God zal gaan spelen.
De idealist gelooft dat onze werkelijkheid een imperfecte afspiegeling is van een perfecte wereld. Dat verklaart het onrecht, lijden en de wanorde in onze wereld. Plato noemde de perfecte wereld de Ideeënwereld. In deze abstracte wereld bestaat alles in een perfecte vorm en wanneer wij bijvoorbeeld een tafel zien dan kan ons verstand dit beeld verbinden met het concept van een tafel uit de Ideeënwereld. Dit waarheidsperspectief berust op een hypothese en het staat daarmee in oppositie met de bewezen natuurwetten van de materialist. In de wetenschap bestaat de Ideeënwereld uit hypotheses die elegante verklaringen bieden maar niet zijn te bewijzen. Een voorbeeld hiervan is de snaartheorie. Veel godsdiensten maken een strikte scheiding tussen het aardse hier en nu en een geïdealiseerde hemel. Eerst moeten we op aarde ploeteren om na een deugdzaam leven de toegang tot het paradijs te verkrijgen. In een andere opvatting ontwikkelt de maatschappij zich van primitief naar beschaafd. Veel ellende wordt veroorzaakt door onze dierlijke instincten maar dankzij de civilisatie zitten we op een opgaande lijn naar een betere wereld. Volgens de idealist heeft de mensheid het doel zichzelf te vervolmaken. Wij zijn bezig om dit doel te verwezenlijken maar omdat onze wereld nog niet volmaakt is, is er geweld, onrecht, onbegrip, egoïsme, angst enz. Volgens de idealist is de mens van nature goed en streeft hij naar een betere wereld. Hoewel de mens de vrijheid heeft om anderen te beschadigen, voelt dit zo tegennatuurlijk dat de mensheid als geheel altijd zal neigen naar het goede. Mensen die slecht handelen hebben zelden het doel om de wereld slechter te maken. Het kwaad dat mensen elkaar aandoen heeft meestal zijn oorzaken in onwetendheid, onbewustheid, het dienen van deelbelangen en een pervers maatschappelijk systeem dat ongewenst gedrag uitlokt en soms wordt dit versterkt door aangeboren persoonlijkheidsstoornissen. Het kwaad in de wereld bestaat uit dat deel van de vervolmaking welke nog niet is gerealiseerd. Het kwaad is de afwezigheid van het goede en het is een kwestie van tijd dat we de hemel op aarde realiseren.
De mysticus wil de ideale wereld persoonlijk beleven door de wereld als een geheel te ervaren en zich te verenigen met God. Dit kan bereikt worden met meditatie, gebed of bv. bij een lange boswandeling. Het besef dat er geen scheiding bestaat tussen het ik en de omgeving wordt beleefd als een openbaring van de diepere waarheid. In veel religies is het streven naar verlichting het hoofddoel van een individu. In het christendom geeft het geloof in Jezus Christus na de dood de toegang tot een eeuwig leven, in het boeddhisme en hindoeïsme wordt de verlichting bereikt na vele incarnaties. Een leidraad bij het bereiken van verlichting is een deugdzaam leven en waar dit bij de idealist een collectief karakter heeft – de mensheid neigt automatisch naar het goede – betracht de mysticus zelf als een heilige te leven: met bescheidenheid, vol mededogen, onbevooroordeeld, opoffering, moed, altruïsme. Voor de nietige mens zijn Gods wegen ondoorgrondelijk en de mysticus moet zich overgeven aan het lijden wat hem overkomt. Net als bij de idealist ligt het einddoel in de verre toekomst; voor bijna iedereen is de staat van verlichting een onbereikbare utopie.
De moralist zoekt een middenweg tussen de idealist die het bereiken van het goede in feite als een natuurwet beschouwt en de mysticus die in zijn grot urenlang mantra’s prevelt teneinde een glimp van de verlichting te ervaren. Voor de meeste mensen is de idealist te abstract en de mysticus te extreem. De moralist wil praktische handvaten voor een deugdzaam leven. Dit impliceert dat keuzes ertoe doen. De moralist gelooft in de vrije wil. Het verleden is niet meer dan een tijdlijn met gebeurtenissen die zich hebben afgespeeld en je bent vrij om nieuwe wegen in te slaan. De toekomst ligt open als je beslissingen durft te nemen die tegen je overtuigingen ingaan. Om vanuit dit waarheidsperspectief te leven moet men loskomen van alle gestolde kennis. De keuzevrijheid maakt ons verantwoordelijk voor onze daden en dat schept een zware last. Volgens de idealist zal de mensheid automatisch de goede keuzes maken en de mysticus voelt in elke vezel van zijn lichaam dat het kwaad vergif is voor de ziel, maar volgens de moralist bestaat er in de maatschappij geen absoluut goed en kwaad. Want is oorlog altijd fout, is abortus moord, is de doodstraf onmenselijk, is het huwelijk onontbindbaar, is hulp altijd goed? Voor deze moeilijke kwesties hebben we een zedenleer nodig die ons de juiste weg wijst. De moralist laat zijn keuzes beïnvloeden door de heersende moraal. Elke moraal is net als de doctrine cultuur- en tijdgebonden. De doctrine zet de gelovige al bij zijn geboorte in een hokje en de moraal – die we leren tijdens onze opvoeding – hebben we nodig als wegwijzers in onze vrijheid.
De realist zoekt als tussenpersoon de gulden middenweg. De acht waarheidsperspectieven verschillen radicaal van elkaar en de realist creëert een middenveld waarin een compromis gevonden kan worden tussen de tegenstellingen van de acht waarheidsperspectieven. De realiteit is een mengeling van objectiviteit en subjectiviteit, het houdt het midden tussen determinisme en vrije wil, tussen nature (genen) en nurture (opvoeding), en er bestaan veel grijstinten tussen goed en fout. We kunnen de wetenschap serieus nemen en toch ook onze dromen koesteren. De realist staat open voor alle zienswijzen maar hij ziet ook de blinde vlekken van de acht karikaturen. Zijn motto is: Als het niet kan zoals het moet, dan moet het zoals het kan. Verder is de realiteit altijd nu: de realist moet de toestand van het nu altijd volledig aanvaarden. De realist vertrouwt vooral op zijn eigen ogen en gezonde verstand. Hij zal dan ook niet snel in ufo’s geloven zolang hij er nooit één heeft gezien. Maar de realist neemt wel makkelijk de algemeen geaccepteerde kennis over. Alle kennis die uit de andere waarheidsperspectieven populair zijn behoren tot de communis opinio maar omdat er in onze maatschappij veel waarde wordt gehecht aan de (bèta)wetenschap drukt het wetenschappelijke paradigma er een groot stempel op. Dit veranderlijke perspectief is het werkterrein van de media. Het waarheidsperspectief van de realist is fragmentarisch en de modellen kunnen nooit worden bewezen. Het probleem voor de realist is dat hij de tegenstellingen moet zien te overbruggen en zijn geheime wapen is humor. De Nederlandse cabaretier Fons Jansen zei hierover: “Humor geeft geen oplossing voor een vraag. De vraag zelf lost op in de humor.” Humor ontwapent, het maakt het leven dragelijk, het veroorzaakt kortsluiting in ons denken, het relativeert de ernst.
Dit beleid bevat informatie over uw privacy. Door te posten, verklaart u dat u dit beleid begrijpt:
Dit beleid kan op elk moment en zonder voorafgaande kennisgeving worden gewijzigd.
Deze algemene voorwaarden bevatten regels over het plaatsen van opmerkingen. Door een beoordeling te plaatsen, verklaart u akkoord te gaan met deze regels:
Als u zich niet aan deze regels houdt, kan dit ertoe leiden dat u wordt uitgesloten van het plaatsen van verdere beoorldeingen.
Deze algemene voorwaarden kunnen op elk moment en zonder kennisgeving worden gewijzigd.
Beoorldeingen