Dankzij de Digitale Revolutie kon de wereldbevolking verder groeien en schoten de steden door de continentale 15-miljoengrens en ontstonden de eerste wereldsteden. Bij mijn indeling kijk ik louter naar de inwoneraantallen maar er is natuurlijk een groot verschil tussen het Nigeriaanse Lagos en Parijs (beide 11 miljoen inwoners). Het verschil tussen deze steden is dat Parijs synchroon loopt met de geschetste historische ontwikkelingen terwijl Lagos binnen een eeuw van de ijzertijd in de digitale tijd is gekomen met alle gevolgen van dien.
Er zijn dus steden die nog min of meer in het pre-industriële tijdperk verkeren en het kenmerk is de troosteloze sloppenwijken (In Lagos woont 80% van de inwoners in sloppenwijken). De steden die in het industriële tijdperk verkeren (Shanghai) zijn herkenbaar aan de verstikkende luchtvervuiling. De verst ontwikkelde steden (San Francisco) verkeren in het digitale tijdperk en deze zijn bezig met een transitie naar duurzaamheid.
Hoe verder een stad is ontwikkeld, hoe groter de voetafdruk is van een stad op de gebieden van handel, bankwezen, financiën, innovatie, cultuur en markten. Steden met een grote voetafdruk noemt men de wereldsteden en in dit deel van het artikel zal ik deze term ook in deze betekenis gebruiken. Een vaak gebruikte indeling van de wereldsteden is die van GaWC (zie bijlage) waarin een onderscheid wordt van gemaakt van alfa, bèta en gammasteden.
Voor het begrip wereldstad onderscheid ik de volgende vier factoren:
De ontwikkelingsgraad bestaat uit de verdeling van steden in de rijke geïndustrialiseerde landen, de opkomende landen en de ontwikkelingslanden. Het is een maat voor de welvaart en het ermee verbonden denk- en opleidingsniveau. Bij een hoge ontwikkelingsgraad hoort een goed functionerende en stabiele rechtsstaat, betrouwbare bureaucratie (geen corruptie), een vorm van democratie, vrijheid voor burgers, een tolerant klimaat en een prikkelend ondernemersklimaat. In de rijke geïndustrialiseerde landen zijn bijna alle steden met meer dan een miljoen inwoners op grond van hun hoge ontwikkelingsgraad wereldsteden.
Hongkong staat hoog in de ranglijst van wereldsteden. De stad telt 7,1 miljoen inwoners.
De tweede factor is de macht van de stad. Elke stad is een concentratie van macht en voor een wereldstad geldt dit in het bijzonder door de aanwezigheid van internationale banken, hoofdkantoren van grote bedrijven, effectenbeurzen en de zetel van een regering of (inter)nationale organisaties. Brussel scoort extra punten als de hoofdstad van de Europese Unie, Frankfurt krijgt een bonus met de Europese Centrale Bank en Den Haag heeft een troef met het Internationale Gerechtshof.
De derde factor is de mate waarin een stad een knooppuntfunctie vervult in een netwerk. De wereldsteden zijn de belangrijkste centra waar stromen van mensen en goederen samenkomen. We moeten hierbij kijken naar een grote zeehaven of luchthaven, een aansluiting op een hogesnelheidslijn en geavanceerde communicatienetwerken. Verder telt hier een toonaangevende universiteit, grote musea, cultuurpodia en de betekenis van een stad voor de mode, jeugdcultuur, reclame en entertainment.
De laatste factor is het imago. Welke emoties en symbolen roepen een stad op? In de hoofdstad van Zuid-Korea Seoul wonen 23 miljoen mensen maar de stad heeft geen beeldmerken, terwijl de hoofdstad van Noord-Korea (P’yongyang 2,5 miljoen inwoners) daarentegen meteen een sterk beeld oproept. Een imago is iets dat moet groeien in het menselijke collectieve bewustzijn. De verbeelding van de stad is opgebouwd uit beroemde personen van de stad, dramatische gebeurtenissen, een roemrijke geschiedenis, liedjes over de stad, een bruisend cultureel leven, filmopnames in de stad, sportevenementen, een karakteristieke architectuur en beroemde kunstwerken zoals het Sydney Opera House of het beeld Christus de Verlosser in Rio de Janeiro. Dit werkt als een magneet voor toeristen, jongeren en kunstenaars. Steden met een iconische verbeelding worden gebruikt om andere steden mee te typeren: Mokum is het Venetië van het noorden, het ‘linkse bolwerk’ Nijmegen wordt Havana aan de Waal genoemd en Caïro en Beiroet worden het Parijs aan de Nijl en Parijs van het Midden-Oosten genoemd. Wereldsteden met een ijzersterk imago kennen we van hun bijnamen, een tweede gangbare naam, een stadsdeel of afkorting: de Lichtstad, The Square Mile/The Smoke/The City (Londen), Kremlin, Verboden Stad, Eeuwige Stad/SPQR, West- en Oost-Berlijn, The windy City (Chicago), The Mall/DC, LA/Hollywood/Tinseltown, SF/Gay capitol of the World/Silicon Valley, Motown (Detroit), Bangkok/Krung Thep, Old and New Delhi, Sin City (Las Vegas), Bombay/Mumbai/Bollywood, de Parel van de Oriënt (Hongkong) en de Heilige Stad. Steden met vergane glorie zijn Sint-Petersburg/Leningrad, Istanboel/Constantinopel/Byzantium, Liverpool, Florence, Wenen en Venetië (de Lagunestad).
De ontwikkelingsgraad, macht, het netwerk en imago bepalen samen in welke mate een plaats hoger of lager scoort als wereldstad dan men op grond van louter de inwonersaantallen zou verwachten. The Big Apple scoort op alle factoren hoog en beschouwen veel mensen als de hoofdstad van de wereld.
De verstedelijking is in 1850 begonnen en over vijftig jaar wonen de meeste mensen in een stedelijk gebied met plaatsen met meer dan 50.000 inwoners.
Van de totale wereldbevolking leefde rond 1900 zo’n 12 tot 15 procent in steden (225 miljoen). Tegen 1950 lag dit rond de 30 procent en in 2007 bereikten we een mijlpaal toen voor het eerst meer dan de helft van de wereldpopulatie in een stad woont. Rond 2050 zal naar verwachting 70 procent van de wereldbevolking wonen in een stedelijk gebied.
De verstedelijking begon in de westerse wereld rond 1850 en werd gevolgd door de Sovjet-Unie en Latijns-Amerika. Toen in de negentiende eeuw in Noord-Amerika, Rusland en Europa de boeren en landarbeiders hun werk verloren, konden ze aan de slag als arbeider in één van de talloze fabrieken. Deze traditionele urbanisatie vond plaats tijdens een periode van economische voorspoed. De fabrieken hadden het geld om voor hun arbeiders wijken met goedkope huizen te bouwen. De toegenomen belastinginkomsten maakten het voor het stadsbestuur mogelijk om rioleringen, een elektriciteitsnet, wegen en waterleidingen aan te leggen. Dit proces ging met horten en stoten maar uiteindelijk zijn de meeste westerse steden uitgegroeid tot bloeiende economische en culturele centra. In Europa en Amerika woont nu 70 tot 80 procent van de bevolking in de stad. De verwachting is dat dit aandeel redelijk stabiel blijft. In China begon de verstedelijking na 1980 maar ook China kon de nieuwe stedeling verwelkomen in de fabrieken en de Chinezen wisten de bevolkingsgroei te termperen met hun eenkindpolitiek waardoor naar schatting 300 miljoen Chinezen niet zijn geboren. In veel Afrikaanse landen en India begint de verstedelijking nu op gang te komen. In 1950 telde de Nigeriaanse stad Lagos 288.000 inwoners: toen een flinke stad naar Afrikaanse maatstaven maar niet eens de grootste van het land. Nu is Lagos met 11 miljoen inwoners één van de twintig grootste steden van de wereld en de echte urbanisatie moet in Afrika nog beginnen. Dit baart grote zorgen. India groeit naar de 1,7 miljard mensen en als de vruchtbaarheid in Afrika niet snel daalt zal de bevolking in Afrika groeien van 1 naar 3,5 miljard. Al deze nieuwe aardbewoners zullen naar de steden trekken maar in Afrika en India staan er géén grote fabrieken klaar om arbeidskrachten te absorberen met als gevolg dat de meeste mensen in één van de vele uitgestrekte sloppenwijken terechtkomen. Tel hierbij op dat veel ontwikkelingslanden economisch matig presteren door onder andere stammentwisten, corruptie en wanbestuur, dan ziet het perspectief er somber uit. Als deze mensen zonder perspectief opgroeien zal dat rampzalige gevolgen hebben voor de stabiliteit van Afrika, het Midden-Oosten en Europa.
Nu denken we bij al deze cijfers al snel aan de miljoenensteden. In 1800 waren er twee steden met meer dan een miljoen inwoners, namelijk Peking en waarschijnlijk Londen. In 2000 waren er maar liefst 387 miljoenensteden waarvan meer dan de helft (194) in Azië. Opmerkelijk is dat tenminste 281 van deze 387 steden al stedelijke kernen waren in 1800 voor Christus. Ondanks alle veranderingen zijn de structuren van nederzettingen zeer duurzaam. Van de 387 miljoenensteden telden er 19 meer dan 10 miljoen inwoners, totaal goed voor 275 miljoen mensen en dat is nog geen 10% van de stedelijke bevolking. Meer dan de helft van de urbane bevolking woont in steden met minder dan 500.000 inwoners, en de procentuele groei van deze kleinere steden verloopt veelal sneller dan de groei van de grote stedelijke agglomeraties.
Over de hele wereld verdienen de steden het meeste geld. Londen verdient 30 procent van het bruto binnenlands product (bbp) van Engeland, New York heeft een bbp zo groot als Canada. De steden dragen de meeste belasting af die staten onder andere gebruiken voor landbouwsubsidies, financiering van achterstandsgebieden, ontwikkelingshulp, corrupte dictators, oorlogen: allemaal geen uitgaven die in het belang van de stedeling zijn. Je kan aan je theewater aanvoelen dat de stadsbewoners hier ooit een lijn gaan trekken.
De steden zijn nu al de winnaars van globalisering en de voorsprong op de provincie zal alleen nog maar groter. Dat zal gevolgen hebben voor de machtsverhoudingen tussen steden en staten.
De verwijdering tussen stad en land is een gevolg van het verval van de natiestaat. In natiestaten vallen het volk (de natie) en de staat samen; in Nederland wonen Nederlanders en zij wonen dichter op elkaar in de steden. De stedelingen van een natiestaat zijn bereid om belasting te betalen voor de armere delen van het land omdat Amsterdammers en Groningers tot dezelfde familie – de natie – behoren. Maar sinds de jaren zestig is de bevolkingssamenstelling met name in de steden ingrijpend veranderd. In een stad als Amsterdam is de helft van de bevolking allochtoon en ruim dertig procent van de bevolking bestaat uit niet-westerse allochtonen. Deze grote en diverse groep assimileert niet in de Nederlandse natie maar ontwikkelt een eigen identiteit. Men spreekt over Marokkaanse of Turkse Nederlanders, Surinamers, Hindoestanen of de Antilliaanse gemeenschap. Na drie generaties is er nog steeds een grote groep niet-westerse allochtonen die zich geen Nederlander voelt maar ze willen ook niet terug naar hun land van herkomst; ze voelen zich echter wel verbonden met hun stad. In ideologisch of etnisch sterk verdeelde landen ontlenen mensen hun identiteit aan de stad waar ze wonen. In ons land voelt een Marokkaan zich misschien geen Nederlander, maar wel Rotterdammer. Door dit verschijnsel komen de steden losser van de natiestaten te staan en keert de middeleeuwse afstand tussen land en stad terug.
De oude staten hebben andere belangen dan nieuwe steden. De regeringen van staten kissebissen over ideologische verschillen en ze denken nog sterk bondgenoten en vijanden. Een stad heeft hier vaak geen belang bij. Dat de Chinese communistische partij anders denkt over mensenrechten is hun zaak. China veroordeelt elk jaar een paar duizend mensen tot de doodstraf en in de Verenigde Staten worden jaarlijks gemiddeld 11.000 mensen vermoord met een vuurwapen. Per inwoner worden er in de VS meer mensen vermoord, dus welk land is nu beter?
Iran is ook een goed voorbeeld. Toen de sjah er nog regeerde was het een bondgenoot van het Westen, na de Islamitische Revolutie in 1979 werd het land tot de As van het Kwaad bestempeld en dit jaar is het weer salonfähig verklaard; het is oude machtspolitiek uit de negentiende eeuw die niet meer past in een wereld van netwerken.
Iran is een van de weinige democratische en stabiele landen van het Midden-Oosten. De bevolking is goed opgeleid en de levensstijl is modern. Het verschil tussen een Amsterdammer en een inwoner uit Teheran is veel minder groot dan we vermoeden. Het is mij bijvoorbeeld opgevallen hoeveel de (stedelijke) homogemeenschappen over de hele wereld op elkaar lijken; er zijn nauwelijks verschillen. Alle stedelingen van de wereldsteden zullen convergeren naar een urban culture. Het spanning van de toekomst wordt de uniforme globale stad en het versnipperde traditionele platteland.
De staten verliezen het spel. Ze falen in het oplossingen van problemen waar de steden mee worden geconfronteerd: schrijnende armoede, luchtvervuiling, klimaatverandering, criminaliteit, afvalprobleem en tekorten aan grondstoffen en energie. In het Westen daalt het vertrouwen in de nationale overheden. In de Verenigde Staten heeft nog maar 40% van de Amerikanen vertrouwen in Washington. Daar staat tegenover dat 80% van de Amerikanen vertrouwen heeft in hun stadsbestuurders.
De oorzaak van de genoemde problemen is de bevolkingsgroei en de jongeren trekken allemaal naar de steden en het zijn dan ook de steden die met de oplossing zullen gaan komen. Nu al steken de burgemeesters hun handen uit de mouwen om de problemen daadkrachtig en pragmatisch gaan op te lossen. Nadat New York in de jaren negentig een zero tolerance-beleid invoerde, daalde de criminaliteit spectaculair. Toen ik in 2000 New York bezocht, viel het me op hoe schoon de stad was; ook de metro was veilig en graffitivrij. Ook in het klimaatprobleem en de transitie naar een duurzame economie nemen de steden het voortouw, terwijl de staten niet verder komen dan mooie beloften.
Stadsbesturen en vooral burgemeesters zijn veel beter dan landelijke regeringen in staat grensoverschrijdende problemen aan te pakken, zoals klimaatverandering of sociale ongelijkheid. Landen concurreren met elkaar en internationale organisaties werken omslachtig maar steden sluiten allianties om iets te doen aan de CO2-uitstoot, om wapenbezit terug te dringen en migratiestromen te beheersen.
Door de geschetste processen zullen de steden met succes meer macht gaan opeisen. Om kennis te delen en om de posities te versterken zullen de autonome steden allianties gaan vormen met broedersteden. De wereld van de toekomst bestaat uit stedelijke netwerken.
Een deel van de oplossing is het terugbrengen van de dorpse schaal in de megasteden. De oplossing van de wereldproblemen ligt in de sociale cohesie van de buurten. Elke miljoenenstad bestaat een weefsel van wijken en buurten waarin de schaal het dorp weer in terugkomt. Soms is één flatgebouw te beschouwen als een dorp. Een buurt is als een dorp en de wijk is als een oude middeleeuwse stad. Dit idee maakt zelfs een miljoenenstad als New York leefbaar. Het centrum Manhattan is letterlijk een eiland met 1,6 inwoners dat bestaat uit 80 wijken (neighborhoods) zoals Soho, Bowery, East Village, Chinatown, Times Square. Voor de New Yorkers zijn deze wijken hun ‘dorpen’. Gemiddelde wonen er in een neighborhood 20.000 inwoners en dit komt overeen met het inwoneraantal van Urk en Volendam. De problemen van de wereld moeten we op buurt- en wijkniveau aanpakken want dat zijn onze vertrouwde dorpen.
Jeroen Visbeek, januari 2016
Dit beleid bevat informatie over uw privacy. Door te posten, verklaart u dat u dit beleid begrijpt:
Dit beleid kan op elk moment en zonder voorafgaande kennisgeving worden gewijzigd.
Deze algemene voorwaarden bevatten regels over het plaatsen van opmerkingen. Door een beoordeling te plaatsen, verklaart u akkoord te gaan met deze regels:
Als u zich niet aan deze regels houdt, kan dit ertoe leiden dat u wordt uitgesloten van het plaatsen van verdere beoorldeingen.
Deze algemene voorwaarden kunnen op elk moment en zonder kennisgeving worden gewijzigd.
Beoorldeingen