enveloppe icoon facebook zoeken

Website laten bouwen?

Ben je een creatieve geest en wil je een conceptuele website of een handige esoterische tool. Kijk verder bij Zodisign
screenshot Zodisign

Astrologie: meer dan horoscopen

In het Dierenriemmodel gebruikt Jeroen Visbeek de cyclus en karakters van de twaalf dierenriemtekens, de vier elementen, het principe yin en yang, en de numerologie. Omdat het Dierenriemmodel geen gebruik maakt van een horoscoop wijkt het af van de gangbare methode in de astrologie.

Astrologen gebruiken horoscopen om een situatie van een bepaald moment te duiden. Een astroloog interpreteert met een behulp van een horoscoop de planeetstanden ten opzichte van de dierenriem. Door de planeetstanden van andere momenten hiermee te vergelijken kunnen voorspellingen worden gedaan. Vroeger raadpleegden koningen en generaals astrologen voor de vraag wat het beste moment was om een bepaalde actie uit te voeren, meestal een oorlog. Pas vanaf de renaissance werd de persoonlijke geboorte- en relatiehoroscoop populair. Tegenwoordig wordt de voorspellende astrologie gebruikt voor vragen over ziekte, relaties, reizen en carrière.

Oost ontmoet West

WESTERSE ASTROLOGIE
OOSTERSE ASTROLOGIE
westerse dierenriem Vedische dierenriem chinese dierentekens lotus bloem de negen karakters
Europees
Vedisch
Vier Pilaren
Sterrenpoort
Negen-sterren-ki
12 dierenriemtekens
zonnekalender
12 dierenriemtekens en
27 maantekens
zonnekalender
12 dierentekens
zonne- en maankalender
12 dierentekens
zonne- en maankalender
9 karakters
zonnekalender

Er zijn verschillende soorten astrologie. Hier staan de verschillen en de overeenkomsten tussen de Europese, Vedische en oosterse astrologie. Daarnaast bestaan er nog de Birmaanse en Tibetaanse astrologie. De Tibetaanse astrologie bestaat ruwweg uit twee delen. Een deel van de Tibetaanse astrologie is gebaseerd op de Chinese astrologie. Een ander deel heeft zijn wortels in de Vedische astrologie.

Er bestaan verschillende soorten astrologie. De Europese en Vedische (Indiaanse) astrologie lijken op elkaar, maar er zijn ook verschillen. De Chinese astrologie is heel anders, maar deze kent ook twaalf dierentekens. De verschillen lijken een zwakte. Als er immers verschillende soorten astrologie zijn, welke is dan de ware? In dit artikel leg ik de verschillen en overeenkomsten bloot. De overeenkomst tussen alle soorten astrologie is dat men er van uit gaat dat de tijd een bepaalde sfeer heeft. Deze sfeer beïnvloedt ons. Om de sfeer te bepalen hebben astrologen klokken gemaakt uitgaande van de bewegingen van de Zon en Maan. De verschillen volgen uit de interpretatie van de klokken. Elke interpretatie is goed. Er is geen ‘ware’ vorm van astrologie.

Vijfduizend jaar geleden raakte de mens gefascineerd door de hemellichamen. Ineens gingen boerengemeenschappen met grote stenen slepen om tempels als Stonehenge te bouwen. Het belangrijkste doel van deze monumenten lijkt het vastleggen van de bewegingen van de zonnegod en de maangodin. Met deze stenen sterrenkaarten of klokken kon men de loop van de Zon en Maan voorspellen. Dit was belangrijk voor de bepaling van de zaai- en oogsttijd. Met het vastleggen van de bewegingen van de Zon en Maan begon de mens ook patronen in de tijd te herkennen. Hieruit werd de astrologie geboren. De astrologie ontstond in Soemerië, het latere Babylonië. De vroege astrologie werd gebruikt door koningen bij het bepalen van gunstige momenten van bijvoorbeeld een oorlog. De geboortehoroscoop werd pas veel later populair. Duizenden jaren lang was astrologie de enige wetenschap. Uit de astrologie ontstond de moderne astronomie. Uit de astronomie ontstonden de wiskunde en de natuurkunde. Rond 500 n.Chr. was de belangstelling voor de hemellichamen tanende. De christenen bekeerden in de vroege Middeleeuwen de laatste heidenen waarmee het geloof in de Zon en de Maan verdween. De erfenis van de sterrenreligie is de astrologie.

De eerste astrologen hadden geen computer of tabellen en konden slechts kijken naar de nachtelijke hemel. Het ligt dan zeer voor de hand om de Maan als heerser van de nachthemel te nemen. De Maan werd zo het belangrijkste hemellichaam in de vroege astrologie. De astrologen ontdekten dat de Maan twee cycli kent; de synodische en siderische maand. De synodische maand is de bekende cyclus die begint met nieuwe maan en via de wassende maan de volle maan bereikt waarna de Maan afneemt en de cyclus eindigt met een nieuwe maan. De maand van nieuwe maan tot nieuwe maan duurt 29,5 dagen. De andere cyclus – de siderische maand – is simpelweg één omwenteling van de Maan om de Aarde. Deze maand duurt met 27,3 dagen korter dan één synodische maand. Het verschil van ruim twee dagen komt doordat de Aarde om de Zon draait. Steeds wanneer de Maan in de 27,3 dagen precies één omwenteling om de Aarde heeft gemaakt, heeft de Aarde een andere positie in haar baan om de Zon waardoor de Maan nog ruim twee extra dagen verder moet reizen om weer met een nieuwe maan voor de Zon te verschijnen. Bij de synodische maand kijkt men dus naar de cyclus van nieuwe maan tot nieuwe maan en bij de siderische maand kijkt men naar één omwenteling van de Maan om de Aarde. Vroeger leidde men de siderische maand af door de positie van de Maan te volgen ten opzichte van de sterren. De Maan staat tegen de achtergrond van bepaalde sterren. Omdat zij om de Aarde draait staat zij de volgende dag tegen het decor van andere sterren. Dat gaat zo door totdat zij na 27,3 dagen weer bij dezelfde sterren staat. Na 27,3 dagen heeft de Maan één omwenteling om de Aarde voltooid en neemt zij weer dezelfde positie in aan het firmament. Astrologen namen deze siderische maand als uitgangspunt voor hun dierenriem. Tijdens zo’n maand is het logisch om te veronderstellen dat de Maan de ene nacht in teken A staat en de volgende nacht in teken B. Aangezien de Maan na 27,3 dagen weer op haar uitgangspositie terug is zijn er 28 maantekens. Zo ontstond de maandierenriem waarmee de posities van de planeten konden worden vastgelegd. Tegenwoordig speelt de maandierenriem alleen nog in de Vedische astrologie een rol.

Later kozen de astrologen de Zon als heerser van de hemel. Het zonnejaar werd belangrijker dan de (maan)maanden. Synchroon met de verschuiving van de Maan naar de Zon werd de maangodin ingeruild voor de zonnegod; van de matriarchale samenleven naar de patriarchale samenleving. Het zonnejaar had men kunnen verdelen in 365 dagen met 365 tekens. Dit is teveel van het goede. Men koos voor de vertrouwde maand als verdeling van het jaar. Een probleem is dat twaalf synodische maanden elf dagen korter duren dan één jaar. Om dit op te lossen werden de maanden iets opgerekt met ongeveer één dag. Deze opgerekte maanden werden de twaalf kalendermaanden. Deze twaalf maanden werden aan de hemel geïdentificeerd als de zonnedierenriem met de twaalf sterrenbeelden. De dierenriem met de twaalf sterrenbeelden was geboren. De indeling in twaalven bleek ideaal. Deze werd ook op het etmaal geprojecteerd door de dag en de nacht te verdelen in de twaalf uren. De twaalf maanden van het jaar of de twaalf uren van de dag, het zijn allebei twaalf fases van de zonnetijd (jaar en etmaal) met twaalf sferen. Deze twaalf sferen beïnvloeden ons.

Vervolgens ontstond het fabeltje dat de sterren(beelden) ons beïnvloeden. Dit is flauwekul. In de astrologie zijn de hemellichamen slechts meetinstrumenten (klokken) om de sferen van de tijd te bepalen. De eerste astrologen hadden als klok ook de temperatuur kunnen gebruiken. Als de temperatuur aan het eind van de winter stijgt begint er een nieuw jaar en dus een nieuw tijdperk met een nieuwe sfeer. Ze hadden ook naar de groei van de blaadjes aan de bomen kunnen kijken. De maand van de knoppen zou dan de rammaand zijn, de maand van de bloesem de stiermaand enzovoort. Maar deze klokken zijn niet zo nauwkeurig; bij bijvoorbeeld een koud voorjaar komen de blaadjes later aan de bomen. Als hier voor gekozen zou zijn, zou het fabeltje in de wereld zijn gekomen dat de blaadjes aan de bomen ons beïnvloeden. Men koos voor de sterren. De stand van de Zon is een nauwkeurige klok voor de registratie van de patronen van de tijd. Hierom gingen astrologen de sferen van de tijd koppelen aan de hemellichamen.

figuur synodische en siderische maan

De synodische maand is de cyclus van nieuwe maan tot nieuwe maan. Het is de beweging ten opzichte van de Zon. De siderische maand is precies één omwenteling van de Maan om de Aarde. Deze beweging is ten opzichte van de sterren.

De sterren, planeten, de Zon en de Maan zijn dus slechts meetinstrumenten (klokken dus) om de sfeer van de tijd vast te stellen. Andere mensen gebruiken liever het woord energie. Je kan ook spreken van een kwaliteit. Het is allemaal hetzelfde. De tijd heeft een bepaalde sfeer, energie of kwaliteit. Ik gebruik verder het woord sfeer. De sfeer van de tijd heeft een golfpatroon; op en neer, op en neer, of yin en yang, yin en yang. Yin is een tijd van rust, yang is een tijd van actie. Deze afwisseling van yin en yang in de tijd beïnvloedt ons. Omdat het patroon regelmatig en voorspelbaar is, kunnen astrologen er iets zinnigs over zeggen. Hier ligt het ‘hocus-pocus’ gehalte van de astrologie. Volgens de moderne wetenschap heeft de tijd geen sfeer of energie. Maar elk normaal denkend mens wat wel beter. De nacht heeft een heel andere energie dan de dag. De winter heeft een andere invloed op ons dan de zomer. Astrologen benoemen zulke sferen. Ze analyseren de beweging van de Zon en Maan en leggen verbanden met de bijhorende tijdssfeer. De tijd heeft een sfeer welke ons beïnvloedt. Deze beïnvloeden je karakter welke je bij je geboorte krijgt ingeprent. Dit is een notendop de astrologie.

Vanuit Babylonië verspreidde de astrologie zich naar China, India en via Griekenland naar Europa. Door de verspreiding ontstonden er verschillen. De Vedische en Europese astrologie hebben veel overeenkomsten. In beide maakt men gebruik van de planeetstanden, kent men een systeem van huizen, en kent men de vier elementen vuur, aarde, lucht en water. De Vedische en Europese astrologie samen noem ik verder de westerse astrologie. Aan de andere kant staat de oosterse astrologie welke zich ontwikkeld heeft in China. De oosterse astrologie wijkt in veel opzichten af van de westerse astrologie. De Chinezen gaan uit van de vijf elementen water, hout, aarde, metaal en vuur. Verder kijken de Chinezen naar de seizoenen en de windrichtingen. Een ander belangrijk uitgangspunt in de Oosterse astrologie is het yinyangprincipe, welke in een minder uitgewerkte vorm ook in de westerse astrologie aanwezig is met het mannelijke en vrouwelijke principe. Het centrale punt van de Chinese astrologie is de Poolster. Het is de enige ster die aan een vast punt aan de hemel staat. De negen sterren in het sterrenbeeld van de Grote Lepel maakten zowel per dag als per jaar een omwenteling rond de Poolster en werden zo als verdeelstations gezien voor de energie van de Poolster. Hieruit ontwikkelde zich de negen-sterren-ki astrologie, de oudste vorm van astrologie welke nog wordt beoefend. De negen sterren scheiden het yang van het yin en distribueren het yin en yang naar de Aarde. Ieder uur, dag, maand, jaar en negenjarig tijdperk staat onder invloed van deze sterren. Met de negen sterren (= negen hoofdkarakters) wijkt de negen-sterren-ki duidelijk af van de andere soorten astrologie welke twaalf hoofdkarakters kennen. Doordat de Chinezen hun modellen gingen verfijnen en aanpassen werd de belangstelling voor de negen-sterren-ki astrologie in China minder. Het zwaartepunt van deze simpele doch doeltreffende vorm van astrologie ging naar Japan. De naam negen-sterren-ki astrologie is dan ook van Japanse oorsprong. Uit de negen-sterren-ki astrologie ontwikkelde zich in China de sterrenpoort astrologie of Zi Wei Dou Shu. Ook hierin ging men uit van de Poolster. In het Chinees heet deze ster Zi Wei (vandaar de naam). In de nogal complexe horoscoop krijgen maximaal 109 energieën hun plaats. Deze vrijwel onbekende astrologie voor het Westen wordt door meeste Chinezen gebruikt. De sterrenpoort en negen-sterren-ki astrologie worden gebruikt in de Feng Shui. De derde Chinese astrologie is de Vier Pilaren astrologie. Deze is het bekendst in het Westen. De Vier Pilaren astrologie beschrijf ik hieronder uitgebreider en noem ik verder de Chinese astrologie.

Astrologen kijken naar de klok

Alle soorten astrologie zijn een hulpmiddel om de sferen van de tijd te benoemen. Om iets zinnigs over de tijd te kunnen zeggen moet je er grip op hebben. Hiervoor heeft een astroloog een klok nodig. De eerste klokken waren de zonnewijzers. Ook onze klokken zijn nog steeds verbonden met de Zon. De officiële tijdseenheid is de seconde en deze is onlosmakelijk verbonden met het 1/86400 deel van een etmaal. Ook de kalender is in feite een klok. Hiervoor gebruiken we het zonnejaar als uitgangs-punt. Tegenwoordig lijkt het vanzelfsprekend om het jaar als uitgangspunt te nemen. Toch waren de eerste kalenders gebaseerd op de Maan. In de maankalender duurt één jaar 354 dagen (=12 synodische maanden) en dat is elf dagen korter dan het zonnejaar van 365 dagen. De maankalender is inmiddels overal verdrongen door de zonnekalender. Alleen in sommige religieuze tradities zoals in de islam gebruikt men nog de maankalender.

De Zon dicteert tegenwoordig dus onze klok en kalender. Eigenlijk klopt dit niet. Want het is niet de beweging van de Zon die de tijd aangeeft maar de beweging van de Aarde zelf. De Zon draait niet om de Aarde, de Aarde draait om de Zon. Het is de beweging van de Aarde door de ruimte die de klok doet tikken. De beweging van de Zon dicteert dus niet onze klokken maar de beweging van Aarde zelf. De bewegingen van de Aarde door de ruimte bepalen de sferen van de tijd. De beweging van de Zon is hier een afgeleidde van.

Laten dus eens kijken naar de beweging van de Aarde. De Aarde maakt drie bewegingen. Ze draait (1) in vierentwintig uur om haar as, (2) in 365,24 dagen om de Zon en (3) de rotatie-as draait ten opzichte van de baan om de Zon. Deze derde beweging heet de precessie en duurt ongeveer 26.000 jaar. Eén 26.000-jarige periode noemen astrologen ook wel het groot kosmisch jaar.

Nog een keer het uitgangspunt in de astrologie. In het ruimtetijdcontinuüm zitten alle sferen. Als je door de ruimte beweegt ontvang je een bepaalde sfeer. Omdat de Aarde beweegt in de ruimte ontvangen wij aardbewoners de sferen. De beweging van de Aarde door de ruimte beïnvloedt ons. Het is een logische gedachte om de planeet waarop we leven als uitgangspunt te nemen. Met dit uitgangspunt hoort de beweging van de Maan er niet meer bij omdat wij als aardbewoners niet letterlijk meebewegen met de Maan. De Aarde is ons ruimteschip, niet de Maan. Toch heb ik de maanmaand toegevoegd als de vierde klok. De Maan is namelijk nogal bijzonder door haar grootte. Buurplaneet Mars heeft twee piepkleine brokstukken als maantjes en de twee andere buurplaneten – Mercurius en Venus – hebben helemaal geen manen. De diameter van de Maan is kwart van die van de Aarde. Deze verhouding is groot in vergelijking met de andere planeten in ons zonnestelsel. Alleen Pluto en haar maan Charon hebben een vergelijkbare verhouding. Onze Maan draait door haar grote massa niet om het middelpunt van de Aarde maar de Aarde en de Maan draaien om een gemeenschappelijk zwaartepunt, 4000 kilometer buiten het middelpunt van de Aarde. De Maan en Aarde kunnen als een dubbelplaneet worden beschouwd. De ene wereld is onlosmakelijk met de andere verbonden. Door haar grote massa oefent zuster Maan een grote getijdenkracht uit wat we dagelijks merken aan de eb en vloed. De getijdenkrachten van de Maan (en de Zon) veroorzaken de precessiebeweging van de Aarde. Ook het etmaal op Aarde is nauw verbonden met de Maan omdat de Maan met haar getijdenkrachten de rotatie van de aardas langzaam afremt. De Maan beïnvloedt de beweging van de Aarde dusdanig dat haar beweging als een vierde uitgangspunt terecht mag worden toegevoegd. Samen hebben we nu vier bewegingen: de drie bewegingen van de Aarde en de beweging van de Maan. Deze vier bewegingen beïnvloeden ons. Om iets te kunnen zeggen over de invloed moeten astrologen de bewegingen aflezen met een klok. Met vier bewegingen hebben astrologen vier klokken. De klok van de precessie noem ik de precessiekalender, de klok van het jaar is onze kalender en de klok van het etmaal is onze gewone klok. De klok van de Maan is de maankalender. Met deze vier klokken kunnen astrologen de sferen van de tijd benoemen.

Duizenden jaren heeft de mens door observatie deze vier klokken geijkt en gelijkgezet. Momenteel weten we exact hoe snel deze vier klokken lopen, dus je zou zeggen dat alle astrologen dezelfde klokken zouden moeten gebruiken. Toch is dit niet waar. De verschillen tussen de soorten astrologie zitten voor een deel in de keuze naar welke klokken je kijkt en voor een ander deel zitten de verschillen in de interpretatie van deze vier klokken. De Vedische astrologen gebruiken de klok anders dan de Europese astrologen. Er zijn namelijk verschillende manieren om de tijd in te delen. Om de verschillen in kaart te brengen moeten we eerst de klok onder de loep nemen.

De jaarklok vanuit de ruimte gezien


foto horizon met de ingetekende klok

De klok van de astrologen. De aandrijving is de beweging van de Aarde, de wijzer is de (oranje) lijn tussen de waarnemer en de horizon en de wijzerplaat is dierenriem. De dierenriem zelf is behoorlijk onnauwkeurig, vissen is een groot sterrenbeeld en steenbok is klein. Astrologen gebruiken een fictieve wijzerplaat met twaalf gelijke stukken aan de hemel. De Europese astroloog hanteert het uitgangspunt dat bij zonsopkomst het teken ram aan de horizon staat. In de afbeelding wijst de (oranje) wijzer naar het teken ram. In werkelijkheid staat het sterrenbeeld vissen bij zonsopkomst aan de horizon. Dit is het uitgangspunt voor de Vedische astroloog: de sterrenbeelden zoals ze werkelijk aan de hemel zichtbaar zijn. De dagklok (de gewone klok) kan altijd worden afgelezen door het teken af te lezen dat aan de horizon is te zien. De jaarklok (de kalender) kan alleen bij zonsopkomst worden afgelezen. De precessieklok (de precessiekalender) kan alleen bij het lentepunt op 21 maart worden afgelezen.

Wat is een klok? Elke klok bestaat uit een aandrijfmechanisme of motor, een wijzer en een wijzerplaat. Astrologen kunnen deze onderdelen verschillend definiëren. Laat ik als voorbeeld de jaarklok bekijken. Voor de jaarklok (de kalender) is de motor de beweging van de Aarde om de Zon. Want als de Aarde niet om de Zon zou draaien zou deze klok niet lopen. De wijzer is altijd een lijn welke draait om een vast punt. Dit vaste punt is de plek waar je nu op Aarde staat of een andere plaats bijvoorbeeld die van tijdens je geboorte. Als je vervolgens een lijn trekt vanaf dit punt naar de horizon heb je de wijzer. Concreet is de wijzer de denkbeeldige lijn is tussen je ogen en de horizon. De wijzerplaat ten slotte zijn de twaalf sterrenbeelden die als een band om de Aarde zijn gegroepeerd. Dit is een verzinsel van de mens. De sterrenbeelden zijn een hulpmiddel om de tijd af te kunnen lezen. De wijzerplaat zou duidelijker zichtbaar zijn als je de sterrenbeelden ook overdag zou zien als lichtpuntjes aan de hemel. En stel dat dit geen lichtpuntjes waren, maar grote letters aan de hemel. Het sterrenbeeld ram is dan de letters m a a r t, het sterrenbeeld stier de letters a p r i l enz. Als we dan toch aan het fantaseren zijn – en de sterrenbeelden zijn ook niets anders dan een bedacht hulpmiddel – kunnen we nog de cijfers 1 tot en met 30 of 31 voor de dagen toevoegen. De datum aflezen wordt nu een koud kunstje. Je kijkt naar de horizon en je leest welke maand en cijfer achter de horizon staan: viola je hebt de datum. En zo lezen de astrologen ook hun klok af. Het sterrenbeeld dat achter de horizon staat geeft de tijd aan. Je kijkt simpelweg naar de horizon en het sterrenbeeld zegt de tijd. Zie je het sterrenbeeld ram, dan is de sfeer van de tijd ram. Omdat de Aarde om de Zon draait zie je een maand later het sterrenbeeld stier achter de horizon; de sfeer van de tijd is stier. En na een jaar wijst de wijzer weer naar ram.

Omdat de Aarde ook nog om haar as roteert, draait de wijzerplaat ook nog in 24 uur rond. Aan de werkelijke hemel betekent dit dat de twaalf sterrenbeelden een dubbele beweging maken: de sterrenbeelden draaien elke 24 uur één keer rond én ook nog in één jaar. Zo’n dubbele beweging kennen we ook bij onze gewone klok. We hebben namelijk een wijzer voor de uren en voor de minuten en zelfs nog een voor de seconden; drie wijzers met één wijzerplaat. In de astrologie zien we hetzelfde: er is één wijzerplaat (de twaalf sterrenbeelden) voor de drie wijzers van de dagklok, jaarklok en precessieklok. Hierdoor wordt het klokkijken ingewikkelder (klokkijken is ook iets dat kinderen moeten leren). Omdat de Aarde in 24 uur om haar as draait zie je alle sterrenbeelden in één etmaal aan de horizon ronddraaien. Op onze jaarklok zou dat betekenen dat tussen 6 en 8 uur de maand in het teken van ram staat, tussen 8 en 10 uur zouden we ineens in de stiermaand leven enz. Dit is niet goed. Het zou dezelfde fout zijn om met de secondewijzer de minuten af te lezen. Om de jaarklok correct af te kunnen lezen moet de 24-uurs rotatie er worden uitgefilterd. Dit doe je door een vaste tijd af te spreken. Astrologen kijken hiervoor naar de zonsopkomst. De jaarklok lees je af door eerst te wachten tot de zonsopkomst en dan lees je het sterrenbeeld af dat achter de horizon staat. Omdat de Zon elke dag op dezelfde tijd opkomt (ik vergeet hier even dat de Zon in de zomer eerder opkomt dan in de winter) zijn we de verstorende 24-uurs rotatie kwijt. Als we op 21 maart bij zonsopkomst naar de horizon kijken zien we hierachter het sterrenbeeld ram staan; de rammaand begint. Als we vervolgens elke dag bij zonsopkomst opnieuw kijken zouden we zien dat de sterrenbeelden langzaam elke dag iets verschuiven. Dit komt omdat de Aarde om de Zon draait waardoor we vanuit een andere hoek de sterrenhemel zien. Na een maand staat het sterrenbeeld stier achter de horizon. Voor het aflezen van de jaarklok moeten we dus steeds wachten op de zonsopkomst. Dit lijkt op een stationsklok. Op het station loopt de secondewijzer altijd en staat de minutenwijzer stil. Alleen wanneer de minutenwijzer verspringt – dus één keer in de zestig seconden – geeft de minutenwijzer de exacte tijd aan. Zo is het ook met de jaarklok voor de astrologen. Alleen bij zonsopkomst kan je de juiste tijd aflezen. Stel dat bij de stationsklok ook de urenwijzer maar één keer per uur verspringt naar het volgende uur. Alleen op dat tijdstip geeft de urenwijzer de juiste tijd aan. Astrologen hebben zo'n starre urenwijzer voor hun precessieklok. De precessieklok geeft één keer per jaar de juiste tijd aan. Astrologen hebben afgesproken dat dit moment bij het begin van de lente is rond 21 maart. Dit tijdstip heet het lentepunt. Bij deze tijd staat de Zon loodrecht boven de evenaar. Bij elk begin van de lente staat al 2000 jaar het sterrenbeeld vissen achter de horizon: de precessietijd is vissen. Maar, door de precessie verschuiven de sterrenbeelden heel langzaam. Over ongeveer 150 jaar komt het sterrenbeeld waterman achter de horizon en begint een nieuw tijdperk: het 2000-jarige watermantijdperk. Resumerend lezen astrologen de tijd af door naar de horizon te kijken voor de dagklok, naar de horizon te kijken bij zonsopkomst voor de jaarklok en naar de horizon te kijken bij het begin van de lente bij de precessieklok.


De jaarcyclus op het noordelijk halfrond. De Westerse astroloog kijkt naar de lengte van de dagen. Wanneer op 21 maart de dagen langer worden als de nachten begint er een nieuw jaar. De Chinese astroloog kijkt naar het klimmen en dalen van de Zon. Wanneer de Zon na 21 december weer hoger aan de horizon komt begint er een nieuw jaar, althans zo zou het volgens de Chinese logica moeten zijn. Het echte nieuwe Chinese jaar begint ongeveer 1,5 maand later. Deze verschuiving volgt uit een compromis tussen de zonne- en maankalender. Voor de indeling van de maanden kiest men in de Chinese astrologie wel voor 21 december als begin van het nieuwe jaar.

 

Het gelijkzetten van de klok

In de begindagen van de astrologie waren de klokken onnauwkeurig. Vooral de lengte van het jaar was niet zo makkelijk. Pas met de invoering van de Gregoriaanse kalender op 15-10-1582 liep de kalender in overeenstemming met de werkelijke lengte van het jaar. Naast de bepaling van de tijdsduur kan men twisten over het begin van de dag en het jaar. Wanneer begint er een nieuwe dag of een nieuw jaar? Om het ingewikkeld te formuleren; de golfpatronen van de tijd hebben twee kenmerken: een golf heeft een beginpunt en een tijdsduur. Er is tegenwoordig geen discussie meer over de tijdsduur. Alleen de lengte van het groot kosmisch jaar is een onderwerp van discussie (hier kom ik later op terug). Voor de dag en het jaar weten we nu precies hoe lang deze duren. Over het begin van het jaar, de dag en het groot kosmisch jaar verschillen de meningen wat heeft geleid tot verschillen in de astrologie. Deze beginpunten zijn astronomisch niet vast te stellen. Er staat geen ster aan de hemel die 'beginpunt' heet. Elk beginpunt is een keuze welke tot uitdrukking komt in de klok en kalender. Zo is het begin van een nieuw kalenderjaar op 1 januari een keuze. Jammer genoeg een ongelukkige omdat deze datum geen relatie heeft met een astronomisch moment. Alleen het beginpunt van de maanmaand is onbetwist. Bij nieuwe maan begint er een nieuwe maanmaand.

De vraag is dus wanneer er een nieuwe dag en een jaar begint. In de totnogtoe besproken klokken ben ik uitgegaan van de zonsopkomst als begin van een dag en het lentepunt als begin van het jaar. Deze keuzes gelden voor de westerse astrologie. De Chinese astrologen hebben andere keuzes gemaakt. Laat ik beginnen met de dag. De Chinese astrologen kiezen voor middernacht als begin voor een nieuwe dag. Dit komt overeen met het begin van de etmalen. Om middernacht begint er bijvoorbeeld een maandag of dinsdag. Bij het begin van een nieuwe Chinese dag staat de Zon op haar laagste punt. Na middernacht begint de Zon weer te klimmen aan de hemel. Het is dan nog pikdonker en koud, en de nacht duurt nog uren, toch begint er voor de Chinezen dan een nieuwe dag met een yangperiode. Het keerpunt is het middaguur. Na twaalf uur ’s middags gaat de Zon weer dalen en begint er een yinperiode. De Chinezen letten dus vooral op het klimmen en dalen van de Zon aan de hemel. Klimmen is yang, dalen is yin. De Westerse astrologen kiezen als begin van een nieuwe dag voor 6 uur ’s ochtends wanneer de zon opkomt boven de horizon. De Westerse astrologen kijken naar het concrete resultaat van het klimmen en dalen van de Zon. Door het klimmen en dalen staat de Zon de helft van de tijd boven de horizon – en is het dag – en de andere helft onder de horizon en dan is het nacht. De westerse astroloog kijkt dus naar het licht (mannelijk) en de duisternis (vrouwelijk). Je zou kunnen zeggen dat de Chinezen naar de subtielere en achterliggende patronen kijken en de Westerlingen naar het resultaat daarvan kijken.

Laten we nu naar het jaar kijken. Voor het begin van een nieuw jaar kiezen de westerse astrologen voor het lentepunt (21 maart). Hierna worden de dagen langer dan de nachten (op het noordelijk halfrond) en begint er een nieuw jaar met het eerste teken ram. Westerse astrologen verdelen dit jaar in twaalf maanden. Deze maanden wijken iets af van de twaalf kalendermaanden. De twaalf kalendermaanden zijn niet helemaal netjes verdeeld over een jaar. Februari duurt met 28 dagen korter dan de andere maanden en verder is het onlogisch dat juli en augustus allebei 31 dagen duren. Keizer Augustus wilde zijn maand niet onder laten doen aan die van Julius Caesar (Juli), vandaar. De twaalf maanden van de astrologen zijn wel gelijkmatig uitgesmeerd over een jaar. Deze maanden noem ik verder de zonnemaanden om deze te kunnen onderscheiden van de kalendermaanden en maanmaanden. De zonnemaanden komen overeen met de twaalf ‘sterrenbeelden’: de zonnemaand ram duurt van 21 maart tot 20 april enzovoort. Als we voor onze kalender de zonnemaanden zouden gebruiken zou in theorie elk sterrenbeeld rond de 21ste van de maand moeten beginnen. Deze theorie zou kloppen als de Aarde in een perfecte cirkel om de Zon draait. Maar de Aarde heeft een iets excentrische baan om de Zon waardoor momenteel de zomer op het noordelijk halfrond vijf dagen langer duurt dan de winter. De zonnemaand maagd duurt momenteel het langst. Deze vijf dagen hebben astrologen verwerkt in de twaalf zonnemaanden. Leeuw bijvoorbeeld begint hierom niet op 21 augustus maar op 24 augustus. Door de precessie is dit effect over 13.000 jaar omgekeerd. Dan duurt de zomer op het zuidelijk halfrond vijf dagen langer dan de winter en is op het noordelijk halfrond vissen de langste zonnemaand.

afbeelding oosterse en westerse golf

Een golf van de tijd, links volgens de oosterse astrologen en rechts volgens de westerse astrologen.

Laten we nu eens kijken hoe de Chinezen het jaar indelen. Het zou met de Chinese dag in gedachten logisch zijn als het Chinese jaar op 21 december zou beginnen. Op deze dag staat de Zon op haar laagste punt en begint zij hierna weer te klimmen aan de hemel. Maar de Chinese astrologen hebben een andere keuze gemaakt. Een nieuw Chinees jaar begint op de tweede nieuwe maan na de winterzonnestilstand (21 december). Deze datum is ergens tussen eind januari en midden februari. Op zich is dit nogal een vaag begin van een nieuw jaar. Het heeft geen astronomisch uitgangspunt, behalve dat je kan zeggen dat het ongeveer halverwege de astronomische winter is. Dit merkwaardige beginpunt voor het nieuwe jaar volgt uit het compromis om de maan- en zonnekalender te combineren. De Chinezen hebben er voor gekozen dat hun kalendermaanden overkomen met de maanmaanden. Een Chinese maand begint zo altijd met een nieuwe maan. Omdat de twaalf maanmaanden elf dagen korter duren dan de 365 dagen van het jaar wordt er eens in ongeveer drie jaar een extra maanmaand toegevoegd. Zo blijft het op maanmaanden gebaseerde jaar in de pas lopen met het zonnejaar. Het is wel een beetje vreemd dat een menselijke tussenoplossing bepaalt of je jaardier bijvoorbeeld een geit of een aap is.

Toch is met een beetje doorrekenen het begin van het Chinese jaar niet zo heel vreemd. Een nieuw Chinees jaar begint tussen 20 januari en 20 februari. Gemiddelde ligt dit rond 4 of 5 februari. Deze datum is altijd het vaste begin van een nieuw jaar in de negen-sterren-ki astrologie. In deze astrologie kiest men dus wel voor een vast beginpunt van een nieuw jaar. In de Vier Pilaren astrologie begint een nieuw jaar dus ergens tussen 20 januari en 20 februari en in de negen-sterren-ki begint een nieuw jaar altijd op 4 of 5 februari. De datum 4 of 5 februari is precies het midden van de westerse zonnemaand waterman. Dit is niet toevallig. Waterman is het teken van de toekomst. Waterman kijkt voorruit, naar het nieuwe jaar. Hoewel vissen na waterman nog het oude jaar moet afsluiten zien de Chinezen de watermanmaand al als het begin van een nieuw jaar. De negen-sterren-ki astrologie gebruikt voor het begin van een nieuw jaar wel het gemiddelde begin van een Chinees jaar maar gebruikt vervolgens niet de Chinese maanden voor de bepaling van de maandgetallen. In de negen-sterren-ki astrologie lopen alle maanden synchroon met de westerse zonnemaanden, maar deze beginnen steeds een halve zonnemaand eerder dan het begin van de zonnemaanden in de westerse astrologie. Waar de westerse zonnemaanden tussen de 19de en 24ste van de maand beginnen, beginnen de maanden in de negen-sterren-ki tussen de 4de en 8de van de maand. In de negen-sterren-ki astrologie heeft men dus de maanmaanden verlaten en gebruikt men de zonnemaanden. Ook in de Vier Pilaren astrologie gebruikt men voor de bepaling van de maanddieren de zonnemaanden die ook een halve zonnemaand verschoven zijn. In de Vier Pilaren astrologie gebruikt men dus de maan- en zonnekalender door elkaar. Voor de bepaling van het jaardier gebruikt men het Chinese jaar dat altijd begint met een nieuwe maan en geen vast beginpunt heeft, en voor de bepaling van de maanddieren gebruikt men de zonnemaanden waarvan net als in de negen-sterren-ki het begin van de maanden een halve zonnemaand verschoven is ten opzichte van de westerse zonnemaanden. Concluderend bepaalt men in de Vier Pilaren astrologie het jaardier aan de hand van de Chinese maankalender (met een begin tussen eind januari en begin februari) en begint een nieuw jaar in de negen-sterren-ki precies halverwege de zonnemaand waterman. Voor de bepaling van de maanddieren en maandgetallen gebruiken de Chinese astrologen altijd de westerse zonnemaanden welke een halve maand verschoven zijn.

Waarom verschuiven de Chinese astrologen de zonnemaanden met een halve maand? Het antwoord zit al in de westerse astrologie. Op 21 maart begint in de westerse astrologie de rammaand. Maar dit is niet het begin van het ramprincipe. Dit was al eerder begonnen, namelijk op 5 maart. Deze dag is het hart van de vissenmaand en het vrouwelijke vissenprincipe is dan op haar hoogtepunt. Tegelijk is de mannelijke cyclus op zijn dieptepunt. Op 5 maart gaat de mannelijke cyclus over van waterman naar ram. Na 5 maart daalt het vissenprincipe en stijgt het ramprincipe en vanaf 10 maart is het ramprincipe zelfs sterk genoeg om merkbaar invloed te hebben. De vissen die tussen 10 en 21 maart worden geboren hebben in de westerse astrologie hierdoor een raminvloed. Op 21 maart wordt het ramprincipe sterker dan het vissenprincipe en begint de rammaand. In het Westen kijken de astrologen dus naar het resultaat van de twee principes. Het sterkste principe bepaalt het teken van de zonnemaanden. De Chinezen kijken niet welk principe domineert (het concrete resultaat) maar ze letten op het stijgen en dalen van de principes, net zoals ze bij de dag kijken naar het stijgen en dalen van de Zon aan de hemel. Op 5 maart begint het mannelijke principe te stijgen en daarom begint er op 5 maart een nieuwe zonnemaand in de Chinese astrologie. Een bijzonder detail is wel dat voor de westerse astroloog op 5 maart het mannelijke principe weer begint te stijgen (ram) en dat voor de Chinese astroloog op 5 maart een vrouwelijk teken begint te stijgen (haas). De mannelijke en vrouwelijke cycli zijn dus blijkbaar omgedraaid.

In de negen-sterren-ki begint op 4 of 5 februari een nieuw jaar en in de Vier Pilaren astrologie is dit het gemiddelde begin van een nieuw jaar. Je zou verwachten dat 4 of 5 februari dan ook het beginpunt is van het eerste maandgetal of maanddier. Voor de negen-sterren-ki astrologie klopt dit. De maandgetallen beginnen aan een nieuwe cyclus op 4 of 5 februari. In de Vier Pilaren astrologie echter, begint op 4 of 5 februari de tijgermaand. De tijger is het derde teken. Rat is het eerste teken en de ratmaand begint altijd op 8 december. De eerste maand in de Vier Pilaren astrologie begint dus op 8 december. Dit is weer volledig in overeenstemming met het jaarlijkse stijgen en klimmen van de Zon aan de horizon. Na 21 december gaat de Zon weer stijgen aan de horizon en daarom begint de maandcyclus in december met rat. Omdat de Chinese zonnemaanden een halve maand zijn verschoven begint de ratmaand niet op 21 december maar een halve maand eerder op 8 december. En zo zijn de twaalf Chinese zonnemaanden die beginnen tussen de 5de en 8ste van de maand steeds de omslagpunten in het stijgen en dalen van yin en yang, en zijn de westerse zonnemaanden die beginnen tussen de 19de en 24ste van de maand steeds de concrete uiting van de deze principes.

Dezelfde verschillen zien we terug bij de indeling van de dag. Zowel de westerse als oosterse astrologen verdelen de dag in twaalf ‘uren’ die elk twee klokuren duren. De westerse astroloog kijkt weer naar het concrete: de zonsopkomst. Dan begint er een nieuwe cyclus met het ramuur welke duurt tussen 6 en 8 uur 's ochtends. De Chinese astroloog kijkt naar het klimmen en dalen van de Zon aan de hemel. Om twaalf uur 's nachts begint de Zon weer te klimmen. Een nieuwe cyclus begint hiermee om middernacht met het ratuur. Maar net als de ratmaand niet op 21 december begint maar een halve zonnemaand eerder, begint het ratuur niet om twaalf uur maar een half ‘uur’ eerder. Het ratuur duurt zo van 23 uur tot 1 uur. Het volgende uur is os en duurt van 1 tot 3 uur enzovoort. We zien dus dat de oosterse astrologen een andere keuze maken voor het begin van de dag en het jaar. Ze kiezen voor hun wijzerplaat een ander beginpunt.

figuur met de westerse en oosterse maanden

figuur met de westerse en oosterse uren

De verschillen tussen de westerse en oosterse astrologie zitten voor een deel in de keuze van de beginpunten van de dag en het jaar. Welke indeling past het beste bij de Zon? De meest eenvoudige indeling is die van twee: een etmaal en het jaar hebben een yin- en yangfase. Voor het etmaal zijn dit de dag (yang) en nacht (yin) en voor het jaar de lange dagen (yang) en korte dagen (yin). Ook de verdeling in vieren (niet weergegeven) bleek doeltreffend met de vier dagdelen (ochtend, middag, avond en nacht) en de vier seizoenen. De indeling in twaalven wordt gebruikt voor de twaalf maanden en de twaalf ‘uren’.

 

De siderische en tropische wijzerplaat

Tot zo ver de verschillende interpretaties over de beginpunten. Er bestaat nog een meningsverschil over de wijzerplaat. De Vedische astrologen gebruiken namelijk een andere wijzerplaat dan de Europese en oosterse astrologen. Het verschil kan ik verduidelijken met het volgende voorbeeld. Stel dat iemand een reis om de wereld maakt. De reiziger reist dan door de 24 tijdzones. De Europese astroloog zou zijn horloge in elke tijdzone een uur verzetten zodat zijn horloge dan weer netjes gelijkloopt met de plaatselijke zonnetijd. De Europese astroloog corrigeert steeds zijn horloge. De Vedische astroloog doet dit niet. Hij verzet zijn horloge tijdens zijn reis niet waardoor zijn horloge correct zijn eigen biologische 24-uursritme blijft aangeven. Voor beide keuzes valt iets te zeggen. Geen is goed of slecht. Je kan niet zeggen dat een bepaald horloge de verkeerde tijd aangeeft. Beide geven een tijd aan.

figuur met de verschuiving van het lentepunt in de ruimte

Door precessie verschuift het lentepunt en de seizoenen in de ruimte. Het verschil tussen de bovenste en onderste afbeelding is 13.000 jaar. Op de afbeelding is te zien dat door de precessie de aardas is verschoven ten opzichte van de baan van de Aarde om de Zon. Omdat de lente steeds op een andere plaats in de ruimte begint, zien astrologen de sterrenbeelden verschuiven. Hieruit vloeit de precessiekalender.

Om de verschillen in de wijzerplaten te verklaren ga ik 2000 jaar terug in de tijd. Toen gaven de beide horloges uit het voorbeeld namelijk dezelfde tijd aan. Zowel voor de Vedische astrologie als voor de Europese astrologie wees in die tijd de wijzer van de jaarklok op 21 maart naar het begin van het sterrenbeeld ram. De wijzer vertelde ons toen dat op 21 maart de rammaand begon. Wie anno 2000 hetzelfde doet ziet dat alle sterrenbeelden 23 graden zijn gedraaid; de wijzer wijst nu naar het begin van sterrenbeeld vissen. En over grofweg honderd jaar wijst de wijzer naar waterman. Deze verschuiving van de sterrenbeelden, dus van de wijzerplaat, vloeit voort uit de precessie. Door de precessie draait de aardas ten opzichte van de baan van de Aarde om de Zon. Omdat de aardas schuin staat ten opzichte van de baan om de Zon hebben we de seizoenen en door de precessie gebeurt er iets met de seizoenen. Ergens op de baan van de Aarde om de Zon begint elk jaar de lente. Maar door de precessie draait de aardas elk jaar een heel klein beetje ten opzichte van de baan om de Zon. Door de verdraaide aardas schuiven de seizoenen iets op, niet dat we zachtere winters of zo, maar deze vinden steeds eerder plaats in de tijd. Door de precessie begint elke 71 jaar de lente één dag vroeger. Ook de plaats waar de lente begint schuift op. Elk jaar schuift het lentepunt op de baan van de Aarde om Zon 36.000 kilometer op. Dit betekent dat een nieuwe lente niet na één ‘omtrek om de Zon’ begint maar iets daarvoor (drie maal de diameter van de aarde = 36.000 km). De lente begint dus elk jaar op een andere plaats in de ruimte en daarom zien astrologen de sterrenbeelden op hun jaarklok verschuiven. Dit gaat langzaam. Een mensenleven duurt te kort om het te merken. Eén precessie-omwenteling duurt 26.000 jaar. Over 11.000 jaar staat weegschaal op het lentepunt. Het zou betekenen dat mensen die nu als ram worden geboren over 11.000 jaar als een weegschaal worden geboren. Ook voor de kalender zou dit invloed hebben. Op 21 maart zou over 11.000 jaar de herfst beginnen. Toch zal de gewone mens hier allemaal niets van merken omdat wij onze kalender corrigeren op de precessie. Elk kalenderjaar duurt 21 minuten korter dan één volledige omwenteling van de Aarde om de Zon. Met dit verkorte jaar begint de lente altijd rond 21 maart. Het op de seizoenen gecorrigeerde jaar wordt het tropische jaar genoemd en de bijbehorende dierenriem de tropische dierenriem. In het tropische jaar begint de lente altijd op 21 maart omdat het tropische jaar hiervoor is gecorrigeerd. Het is vergelijkbaar met de synodische maand (van nieuwe maan tot nieuwe maan). In de tropische dierenriem begint op 21 maart altijd de zonnemaand ram. Door de correctie komt de tropische dierenriem niet meer overeen met de werkelijke sterrenbeelden aan de hemel. Want in de werkelijkheid zien we op 21 maart niet het sterrenbeeld ram maar het sterrenbeeld vissen. Het niet-gecorrigeerde jaar – precies één omwenteling van de Aarde om de Zon – wordt een siderisch jaar genoemd en de bijbehorende dierenriem de siderische dierenriem. Het is vergelijkbaar met de siderische maand. De siderische dierenriem is de sterrenbeelden zoals we die werkelijk aan de hemel zien. In de Europese astrologie kiest men niet voor de siderische dierenriem omdat op 21 maart altijd ram moet beginnen. Ram is het teken van het ontwaken en daarom moet in de Europese astrologie de wijzer op 21 maart altijd naar ram wijzen. De Europese astroloog gebruikt dus de tropische dierenriem. Ook alle Chinese astrologen gebruiken het tropische jaar. De Vedische astrologie neemt een afwijkende positie in. De Vedische astrologen kijken naar de sterrenhemel zoals deze werkelijk is: ze kijken naar de siderische dierenriem. Ze nemen op de koop toe dat hun zontekens (je ‘sterrenbeeld’) niet meer in de pas lopen met de seizoenen. De twee dierenriemen geven wel vreemde verschillen tussen de Europese en Vedische astrologie. Iemand die volgens de Europese astrologie zijn Zon in ram heeft (iemand wiens sterrenbeeld dus ram is) loopt een grote kans om in de Vedische astrologie zijn Zon in vissen te krijgen. Sceptici gebruiken dit verschil als argument dat het hele verhaal van de sterrenbeelden niet klopt. Deze sceptici begrijpen het voorbeeld van de twee horloges niet goed en vergeten dat de twaalf sterrenbeelden slechts een hulpmiddel zijn voor de twaalf sferen van het jaar.

De acht klokken

We hebben dus vier klokken voor de tijd. Op deze vier klokken lezen astrologen de tijd af. Een astroloog kan zeggen dat we leven in het 2000-jarige vissentijdperk, in het ramjaar (dit is fictief omdat de Europese astrologie geen karakters aan de jaarklok koppelt) en in het boogschutteruur (boogschutter is de ascendant). Dat zijn de drie bewegingen van de Aarde. Verder staat de Maan in één van de 28 maantekens. Viola een horoscoop met vier klokken. Maar in de moderne horoscoop worden twee klokken niet gebruikt. Het groot kosmisch jaar duurt met 26.000 jaar te lang om van belang te zijn voor een horoscoop en de maanmaand wordt niet meer gebruikt. De Maan zelf wordt wel gebruikt als een ‘ster’ welke in de twaalf zonnemaanden wordt geplaatst. Voor een horoscoop blijven er zo nog twee klokken over: de dagklok (de gewone klok) en de jaarklok (de kalender). Tussen deze twee klokken zit een groot ‘gat’: er gaan 365 dagen in het jaar. Om dit gat te ondervangen hebben astrologen een fijnmaziger tijdsindeling gemaakt. Alle vier de klokken worden vergroot en verkleind. Bij het vergroten beschouwt men de dag of het jaar als een fase van een grotere periode. Bij het verkleinen deelt men de dag of het jaar op in kleinere fases. Voorbeeld: de dag beschouwen de Chinese astrologen als een fase van een periode van twaalf dagen én de dag verdelen ze in twaalf fases van twee uur. Het vergroten en verkleinen doen astrologen altijd in twaalftallen. Dit geldt voor de drie bewegingen van de Aarde. De beweging van de Maan worden vergroot en verkleind in 28 of 27-tallen.

In de onderstaande tabel staan links de vier klokken: de drie bewegingen van de Aarde en de vierde van de Maan. Deze vier bewegingen zijn de motor van de vier klokken. Eén omwenteling van elke klok is een basisritme: de precessie, het jaar, de dag en de maanmaand. Deze vier basisritmes worden vergroot en verkleind. Dit is met de pijlen aangegeven. Zo krijgen we acht (afgeleide) klokken. Met deze acht klokken kunnen we de verschillen en de overeenkomsten tussen de verschillende soorten astrologie benoemen.

      Westerse astrologie Oosterse astrologie
      Europees Vedisch Vier Pilaren Negen-sterren-ki
1 precessie 12 x 26.000 jaar  onontgonnen  
12 x 2170 jaar 2000-jarige tijdperken 2000-jarige tijdperken
2 jaar 12 jaren jaardier hoofdgetal (cyclus van negen jaar)
12 zonnemaanden zon, maan en planeettekens  zon, maan en planeettekens  maanddier controle en aanleggetal
3 dag 12 dagen dagdier daggetal 
12 x 2 uren ascendant, huizen ascendant, huizen  uurdier uurgetal
4 maand 28 maanmaanden wel 27 maanden in het jaar 
28 maandagen niet meer in gebruik niet meer in gebruik

De vier klokken en de acht afgeleide klokken. Niet alle klokken worden in de verschillende soorten astrologie gebruikt. De maanklok is uit de gratie geraakt. De twaalf zonnemaanden en de twaalf ‘uren’ (12 x 2 uur) zijn de belangrijkste in de astrologie. In de Chinese astrologie is de 12-dagen cyclus de belangrijkste. Hiermee wordt het dagdier bepaald. Alleen de Birmaanse astrologie heeft met een ritme van zeven dagen een totaal afwijkend uitgangspunt.

De 28 maandagen

Hier ligt de oorsprong van de astrologie. In de oude Chinese astrologie werkte men met 28 maantekens en 36 dierentekens. Pas na de introductie van het zonnejaar van het Westen ontwikkelden zich de twaalf dieren waar zij nu nog steeds mee werken. De 28 maantekens zijn overgenomen door de Vedische astrologie. In de Vedische astrologie wordt de 28ste maandag niet meer gebruikt. De Maan draait in 27,3 dagen om de Aarde. De 28ste maandag duurt dus met 0,3 dag maar kort. Deze korte dag is om praktische redenen verwijderd. Zo staat het althans vermeld in het boek ‘Vedische astrologie’ van Willem Simmers. Als mogelijke verklaring wordt gegeven dat het ijkpunt van het 28ste maanteken – de vaste ster Vega – op dit moment te ver is verwijderd van het baanvak aarde-zon. Een ietwat vreemd argument omdat de sterren niets te maken hebben met de 27 of 28 sferen van de maantijd.

De 28 maanmaanden

Met de maandierenriem kan je elke maanmaand ook in een maanteken te zetten. De ene maanmaand staat dan in teken A, de volgende in teken B. Met 28 maantekens verkrijgt men zo een cyclus van 28 maanmaanden welke 2 jaar en 34 dagen duurt. Zover ik weet wordt dit nogal abstracte patroon niet gebruikt. Wel gebruikte men in de oude Chinese astrologie een cyclus van twaalf maandjaren. In de Vedische astrologie projecteert men de 27 maantekens op het jaar. Hiermee ontstaan er 27 korte ‘maanden’. Dit is een opmerkelijke combinatie van twee cycli.

De twaalf uren

Deze klok bepaalt in de westerse astrologie de ascendant en de indeling van de huizen. In de Chinese astrologie wordt deze klok gebruikt voor het uurdier, in de negen-sterren-ki voor het uurgetal. In de Chinese astrologie is het eerste uur rond middernacht wanneer de Zon op haar laagste punt aan de hemel staat en hierna weer gaat klimmen aan de hemel. In de westerse astrologie is de zonsopkomst het beginpunt van deze klok. De Chinese berekening van het uurdier is eenvoudig omdat de Zon altijd per definitie op middernacht op haar laagste punt staat. Het enige waar je rekening mee moet houden is de omrekening van de kloktijd naar de werkelijke plaatselijke zonnetijd en de correctie op de zomertijd. De westerse berekening van de ascendant is veel complexer omdat het tijdstip van de zonsopkomst varieert met de seizoenen en de geboorteplaats. In de Chinese astrologie hoeft dit niet omdat de Zon altijd en overal om twaalf uur op haar laagste punt staat.

De twaalf dagen

Dit is eigenlijk wel de allersimpelste vorm van astrologie. Elke dag heeft een sfeer, elke dag staat in een teken. Alleen de Chinese astrologie gebruikt deze klok voor de bepaling van het dagdier of het daggetal. In de Vier Pilaren astrologie is het dagdier het belangrijkste dier van de horoscoop. Persoonlijk vind ik het knap dat de Chinezen een beginpunt hebben gevonden voor de twaalfdaagse cyclus.

De twaalf zonnemaanden

De twaalf zonnemaanden is de core business van de astrologie. De Zon speelt hier een hoofdrol in. Het teken waar de Zon tijdens je geboorte in stond is je sterrenbeeld. In deze klok zijn in de westerse astrologie ook de Maan en de planeten toegevoegd als extra wijzers. De planeten en de Maan worden in een horoscoop als wijzers afgelezen op de wijzerplaat van de zonnemaanden. Omdat de Europese astrologen de tropische wijzerplaat gebruiken, die gecorrigeerd is op het zonnejaar en de seizoenen, laat de Europese astrologie hiermee in feite zien hoe de planeten de werking van de Zon ondersteunen. De Zon symboliseert het bewustzijn en het centrum van de psyche. De Europese astrologie is hierdoor uitermate geschikt voor psychologische duidingen. De Vedische astrologen kijken naar de siderische wijzerplaat. De Vedische dierenriem laat meer zien hoe de planeten de energie van de kosmos distribueren. Hierom hecht men in tegenstelling tot de Europese astrologie niet zoveel waarde aan de posities van het zonteken. Er wordt veel meer waarde gehecht aan huizen, huisheren en de kracht van planeten. De zontekens gelden vooral als een achtergrondgegeven aan de hand waarvan huisheren en planeetkrachten worden bepaald. In de Vedische astrologie kijkt men met de siderische dierenriem naar de kosmos. Een Vedische horoscoop geeft meer informatie over spiritualiteit, karma en is een prima systeem voor actualiteitsanalyse. De Europese astrologie benadrukt dus meer de Zon, de Vedische astrologie meer de kosmos. Door dit verschil is het goed mogelijk om de Europese en Vedische astrologie naast te gebruiken.

De oosterse astrologie maakt geen gebruik van de planeten. Alleen de positie van de Zon wordt als wijzer gebruikt voor deze klok voor de bepaling van het maandier. Dit maanddier lijkt op het westerse ‘sterrenbeeld’. De twaalf maandieren beginnen alleen op een ander tijdstip. De negen-sterren-ki kent slechts negen karakters voor de twaalf maanden. De drie ‘lege’ maanden worden opgevuld door opnieuw te beginnen met nummeren. Zo kan het in de negen-sterren-ki zijn dat de maand maart hetzelfde karakter heeft als januari. Persoonlijk vind ik het een merkwaardige manier om met negen karakters een cyclus van twaalf maanden op te vullen.

De twaalf jaren

Ook dit is een opmerkelijk simpele vorm van astrologie die niet bekend is in het Westen. Volgens de oudste Chinese astrologie is de horoscoop gebaseerd op de theorie van de twaalf Aardetakken, gekoppeld aan de maancyclus van 12 jaar. Later heeft men het zonnejaar uit het Westen overgenomen. Elk jaar heeft een sfeer welke ons beïnvloed. In de 12-jarige cyclus wordt elk jaar verbonden met een dier. Het jaar 2007 is het jaar van het varken en 2008 is het jaar van de rat. In de populaire Chinese astrologie krijgt het jaardier de meeste aandacht. Dit is onterecht omdat het jaardier de minste invloed heeft op je persoon. Naast de cyclus van twaalf jaren kennen de Chinezen nog twee cycli welke de sfeer bepalen: een cyclus van tien jaar en twee jaar. De tweejarige cyclus is de simpelste indeling. Alle even jaren hebben een yangenergie en alle oneven jaren hebben een yinenergie. De yangjaren zijn goed voor zakendoen, om nieuwe contacten te leggen, voor een actief sociaal leven en goed voor initiatief en actie. De yinjaren zijn goed voor contemplatie, voor studie, goed om thuis te blijven en goed voor meer naar binnen gerichte activiteiten. Een cyclus van yin en yang duurt dus twee jaar. Elke tweejarige cyclus wordt overheerst door één van de vijf elementen. Zo waren de jaren 2000 en 2001 metaaljaren; 2000 was een metaal-yangjaar en 2001 een metaal-yinjaar. Omdat er vijf elementen zijn ontstaat er zo een cyclus van tien jaar. Elk jaar staat zo onder invloed van yin of yang, een element en een dier. Omdat elk dier ook nog minder of meer yin of yang is én omdat elk dier is verbonden aan een element kan de energie van elk jaar worden versterkt of verzwakt. Zo is 2001 een metaaljaar en het jaar van de Slang. In de slang zelf overheerst het element vuur. Omdat vuur metaal smelt zwakt de vurige slang het metaal van 2001 af. De tienjarige cyclus van de elementen is hierin dominant.

De twaalf culturele tijdperken

Op deze klok ga ik dieper in omdat deze de grondslag is van mijn werk. De precessieklok wordt in de westerse astrologie gebruikt voor de bepaling van de 2000-jarige tijdperken. Deze beïnvloeden onze cultuur en hierom noem ik deze tijdperken de culturele tijdperken. Vanaf de geboorte van Christus leven we in het culturele vissentijdperk: het christendom. Veel astrologen menen dat rond 1967 het culturele het 2000-jarige watermantijdperk – of in het engels the age of aquarius - zou zijn begonnen. Waterman zou veel moois voor ons in petto hebben. We zouden aan de dageraad staan van een rechtvaardige wereld waarin de nieuwe mens zich maximaal kan gaan ontplooien. Het bereiken van het paradijs op aarde alleen nog een kwestie van tijd. De dagelijkse realiteit doet iets anders vermoeden; de kloof tussen arm en rijk wordt nog steeds groter, de roofbouw van onze planeet lijkt niet te stoppen, het drugsgebruik is onuitroeibaar en de oorlog tegen het terrorisme is olie op het vuur voor het religieus fundamentalisme. De menselijke soort is een biologische plaag voor moeder aarde. Elke plaag eindigt met een catastrofe. Dit is geen poort naar het paradijs; we leven nog in de eindtijd van vissentijdperk. Hoe komen astrologen er dan bij dat in 1967 het watermantijdperk is begonnen? Klopt dit wel?

Bij de precessiekalender wordt net als bij de dag en het jaar een onderverdeling van twaalftallen gebruikt. Eén precessie-omwenteling van 26.000 jaar bestaat uit twaalf culturele tijdperken. Elk cultureel tijdperk uit zich in een eigen cultuur. Het christendom is een uiting van het culturele vissentijdperk. Door de lange duur van de tijdperken zijn ze bij het grote publiek onbekend. Ze duren simpelweg te lang om er stil bij te staan. Net als een eendagsvlieg zich niet zal bekommeren of hij nou in juni of in juli leeft. Maar astrologen kunnen er wel wat mee. Zij zouden tegen de eendagsvlieg kunnen zeggen dat juni een ander karakter heeft dan juli. En tegen ons zeggen ze dat elke 2000-jarige ‘maand’ de sfeer van de tijd anders is. Maar was in 1967 het culturele watermantijdperk begonnen? Loopt bij sommige astrologen hun klok wel op tijd?

Elk uurwerk moet gelijk-worden-gezet en gelijk-blijven-lopen. Tegenwoordig is dit voor de klok en de kalender geen probleem meer. De duur van de dag en het jaar is met vele cijfers achter de komma bekend. Ook het gelijkzetten is makkelijk. Als de zon op haar hoogste punt aan de hemel staat is het precies twaalf uur zonnetijd. En het begin van een nieuw kalenderjaar is exact vast te stellen met het begin van de lente op 21 maart, wanneer de zon precies boven de evenaar staat. Bij de precessiekalender daarentegen ontbreken zulke astronomische ijkpunten. Het ijken van de precessiekalender (of precessieklok) heeft drie problemen.

Het gelijkzetten is het eerste probleem. Er is namelijk geen vast ijkpunt - zoals de hoogste stand van de zon - aan de sterrenhemel. Deze bestaat wel op de korte termijn (de poolster staat bijvoorbeeld altijd precies boven de noordpool) maar in de loop van duizenden jaren bewegen door de precessie alle sterren en dus ook de poolster aan de hemel. Er is dus geen beginpunt in de sterrenhemel aan te wijzen. De jaartelling en het vissentijdperk zouden dan ook net zo goed in 753 v.Chr. met de stichting van Rome of in 1789 met de Franse revolutie kunnen beginnen. Christenen beschouwden de geboorte van Christus als een mijlpaal (ijkpunt) in de geschiedenis van de mensheid. De meeste astrologen denken er ook zo over: met de geboorte van Christus begon er een nieuwe 26.000-jarige precessie-omwenteling met het vissentijdperk.

Een ander probleem is de variërende snelheid van de precessie. De precessie is het resultaat van de steeds wisselende aantrekkingskrachten van de Zon, de Maan en de planeten. Hierdoor wordt de snelheid soms afgeremd en soms versneld. De astronoom J. Laskar heeft berekeningen over de tijdsduur van de precessie uitgevoerd (in Astronomy and Astrophysics uit 1986). Volgens zijn berekeningen varieert de tijdsduur van één precessie-omwenteling tussen de 25.657 en 26.367 jaar. Gemiddeld is dit 26.012 jaren met een maximale afwijking van 355 jaar of 1,4 procent.

Het laatste probleem is de verdeling van de sterrenbeelden. Deze zijn namelijk niet netjes verdeeld in twaalf segmenten van 30 graden. Sommige sterrenbeelden zijn breder en sommige zijn smaller. Hiermee is de wijzerplaat van de precessiekalender onnauwkeurig. Bij de jaarklok en dagklok vormt dit overigens geen probleem omdat astrologen uitgaan van een fictieve verdeling van de sterrenbeelden waarbij elk sterrenbeeld precies 1/12 deel van de hemel inneemt. Bij de precessie gaan veel astrologen ineens wel naar de daadwerkelijke sterrenhemel kijken waaruit ze de voor hun gewenste conclusie kunnen trekken dat het watermantijdperk al begonnen is.

Concluderend heeft de precessiekalender geen onbetwist vast beginpunt, loopt de aandrijving onregelmatig en heeft de klok een onnauwkeurige wijzerplaat. Het is alsof je moet zeggen hoe laat het is met het gegeven dat je het begin van de dag alleen maar kan vaststellen met het kraaien van de haan, dat je weet dat de dag tussen de 23 en 25 uur duurt en dat de uren ongelijkmatig over de dag zijn verdeeld.

Laat ik beginnen met het oplossen van het laatste probleem: de sterrenbeelden zijn ongelijk verdeeld. Dit bestaat alleen voor mensen die geloven dat de sterrenbeelden ons letterlijk beïnvloeden. Dit is een dwaling. De sterrenbeelden zijn slechts een hulpmiddel om de tijd vast te stellen. Het zijn niet de sterrenbeelden die ons beïnvloeden maar het is de beweging van planeet Aarde door tijd en ruimte die ons beïnvloedt. De tijd heeft een bepaalde sfeer welke met de twaalf dierenriemtekens wordt uitgedrukt. In plaats van de onnauwkeurige sterrenbeelden mogen we een nauwkeurige wijzerplaat van een gewoon horloge op de hemel projecteren. De twaalf uren van de wijzerplaat vervangen de letterlijke vorm van de twaalf sterrenbeelden.

Een ander probleem is de variërende snelheid. Ik ga uit van de huidige snelheid van 25.770 jaar. Omdat de snelheid varieert heeft de kalender wel kleine afwijkingen (in de orde van maximaal twee procent). Elk cultureel tijdperk duurt nu hiermee (25.770/12) 2148 jaar. Nu moeten we het beginpunt nog vaststellen. Wanneer beginnen de tijdperken? Dit kan alleen ingeschat worden aan de hand gebeurtenissen in de geschiedenis (zoals het kraaien van de haan het begin van de dag kan aangegeven). Algemeen nemen astrologen aan dat het vissentijdperk rond de geboorte van Christus begon. Maar wanneer was dit precies? Als het vissentijdperk rond het jaar nul begon leven we nu aan het einde ervan. Omat één tijdperk 2148 jaar duurt zou in het jaar 2148 het watermantijdperk moeten beginnen en leven we nu aan het eind van het vissentijdperk. Het watermantijdperk kan dus onmogelijk in 1967 zijn begonnen.

Het beginpunt van het vissentijdperk (christendom) kan nog preciezer worden vastgesteld. Om je horloge precies gelijk te zetten moet je niet naar de urenwijzer kijken maar naar de minutenwijzer. Ik ga hetzelfde doen door vissentijdperk verder op te delen in twaalf fases. Ik krijg zo twaalf historische tijdperken welke elke 179 jaar duren (2148/12=179). We leven nu in het historische vissentijdperk (vergelijk minuten) in het culturele vissentijdperk (vergelijk uren). Als het culturele vissentijdperk in het jaar nul is begonnen is het historische vissentijdperk in 1969 begonnen (11x179=1969). Kunnen we dit feit terugvinden in de geschiedenis? Kraaide de haan in 1969? Vissen is het teken van het gevoel, de spiritualiteit, droom, roes, verslavingen, normloosheid, verlichting en verlossing, vervaging van grenzen, individualisme, holisme (globalisering), de virtuele wereld en bewustwording. Het kan niet anders dan dat het historische vissentijdperk midden jaren zestig van de vorige eeuw is begonnen. 1969 moet 1965 zijn. Dit is het eerste vaste ijkpunt.

Nu kunnen we gaan terugrekenen. Als in 1965 het historische vissentijdperk begon moet het culturele vissentijdperk 1969 jaar eerder zijn begonnen. We komen dan uit in het jaar 4 voor Christus. Maar omdat het jaar nul niet bestaat moet dit 5 voor Christus zijn (-4½ zonder afronding). Dit jaartal komt goed overeen met het andere ijkpunt: de geboorte van Christus. Volgens geschiedschrijvers is Christus tussen het jaar 5 en 3 vóór Christus geboren.

Het culturele vissentijdperk begon in 5 voor Christus en duurt tot 2144 na Christus. Pas dan zal de haan kraaien voor het culturele watermantijdperk. In het bovenstaande figuur valt nog een duidelijk ijkpunt op: het begin van het historische watermantijdperk in 1786. Dit komt opvallend goed overeen met het begin van de Franse Revolutie in 1789. Waterman wil zich revolutionair bevrijden uit het juk van steenbok (het absolutisme). Met de Franse revolutie begon het historische watermantijdperk; een tijd die gekenmerkt werd door de ideologieën. Waterman gelooft in een utopisch idee waar hij voor wil strijden. Ik kan hierover nog eindeloos doorschrijven maar verwijs je hiervoor naar andere artikelen op deze website.

figuur met de ijkpunten van het culturele vissentijdperk

Jeroen Visbeek

Voeg opmerking toe

* Vereiste informatie
1000
Afbeeldingen slepen en neerzetten (max 3)
Powered by Commentics

Beoorldeingen

Nog geen beoorldeingen. Wees de eerste!
Vragen in een reactie worden niet beantwoord.
Deel deze pagina
disclaimer en privacy Contact website bijgewerkt: 16 november 2024 © 2004-2024